8

44 6 3
                                    

Herfst P.O.V

samen met Winter wordt ik uit het  busje gegooid in een kamer.  langzaam wordt Winter wakker. meteen kijkt ze weer naar mijn buik want ik heb nog steeds geen shirt aan.  ik grinnik even en meteen wordt ze helemaal rood. dan komt er een man binnen en Winter verstopt zich meteen achter mij. "vertel mij waar Herfst is." zegt de man. "waarom zou ik?" vraag ik. "omdat dat  van mij moet." zegt hij boos.  "wat als ik het niet weet?" zeg ik. "je weet het wel." zegt hij. "nou ik weet het niet." zeg ik heel rustig.


Lente  P.O.V (voor dat Winter en herfst bij hun huis aan kwamen.)

"we moeten weg nu!" ik hoor de jongens allemaal van dit soort dingen  roepen.  ze hebben ontdekt waar we wonen dus we moeten weer weg. "wacht!" schreeuw ik. van  schrik stoppen ze alle vier met lopen. "wat nou als Winter en herfst terug komen dan weten ze niet waar we zijn." zeg ik. even kijken ze elkaar aan. "we kunnen geen briefje achter laten dat weet je." zegt Link. "nou dan blijf ik hier." zeg ik.  "nee je gaat mee." zegt Harm die me optilt en in de auto zet. we rijden weg maar blijven wel nog in België. waar we precies zijn weet ik niet. 


Herfst P.O.V

"hoe bedoel je ik weet het niet?" vraagt de man.  "nou toen ik met Winter weg liep van  dat rare verlaten  huis. en toen dus weer thuis aan kwamen waren ze weg en waren jou mannen er die ons  overvielen." zeg ik rustig terwijl ik hem aan kijk. ik voel Winter achter me trillen. dan trekt de man Winter achter me vandaan. ze kijkt de man bang aan. "als je een beetje op je moeder lijkt kan je dus niet liegen. dus waar zijn ze?" vraagt de man terwijl hij Winter aan 1 arm omhoog houd. "ik weet het niet." zegt ze. "ik weet  wel hoe ik het uit je krijgt." zegt de man en neemt haar mee naar een andere kamer. aan de andere kant van mijn kamer gaat er iets open en ik zie de man en Winter  zitten. een super vele lamp staat op de ogen van Winter gericht. hij maakt haar zo nog blind.


Winter P.O.V

een super vele lamp staat op mijn gericht iets of iemand houd me vast dus ik kan er alleen maar naar kijken. "waar zijn ze?" vraagt de man die de vorige keer beweerde mijn vader te zijn. "ik weet het echt niet." zeg ik, ik voel de tranen in mijn ogen branden. "je weet het wel. denk goed na die ene plek." zegt hij. "nee ik weet het echt niet. echt niet." zeg ik. tranen lopen over mijn wangen en het licht brand in mijn ogen. de man duwt me van de stoel af en eindelijk is het licht  uit mijn ogen. maar ik zie nog  steeds niks. ik merk dat ik wordt opgepakt  en ergens anders wordt neer gegooid. "Winter." hoor ik Herfst zeggen. "Herfst waar ben je ik kan niks zien." zeg ik. ik voel dat iemand me knuffelt. de persoon ruikt lekker naar thee en bladeren en ook nog lichtjes naar zweet. ik voel dat de persoon ook geen shirt aan  heeft.   

De Vier Seizoens SleutelsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu