1. Een legende

483 15 8
                                    

Hirua werd wakker en wreef in haar ogen. Ze keek om zich heen. Haar broertje sliep nog, maar het bed van opa was leeg, dus moest hij al wakker zijn. Ze ging zitten, gaapte, wreef nog een keer in haar ogen en ging op haar knieën richting de deur. Ze kon haar opa al via het raam in de voortuin zien zitten. Ze stond voorzichtig op, trok de deurknop naar beneden en deed de deur open. Terwijl ze naar buiten liep, sloot ze de deur achter zich. Daarna draaide ze zich om en boog naar haar opa om hem te begroeten. Zonder iets te zeggen liep ze de tuin uit en liep naar de grote put. Haar opa volgde haar nog altijd met zijn ogen tot ze niet meer zichtbaar was.

Hirua boog voorover naar de spelende kinderen bij de put en er werd op geantwoord. Ze draaide met een glimlach op haar gezicht zich naar te put en maakte van haar handen een kommetje om zichzelf op te frissen. In de verte hoorde ze opeens geroep van een nogal bekend stemmetje. Hirua draaide zich om en zag een klein figuurtje aanrennen. 'Hirua! Ik kom eraan!' Het was Popu, haar broertje. Hirua moest lachen. Haar broertje rende snel naar zijn zus en sprong in haar armen. Hij knuffelde haar en stond weer op de grond. 'Hallo!' Hij boog naar iedereen die bij de put stond en begon zich schoon te maken met het water van de put. 'Goede morgen, Hirua.' Zei Popu. Hirua knikte als antwoord. Ze ging op de rand van de put zitten. 'En wat voor avontuur gaan wij vandaag weer beleven?' Vroeg hij lachend. Hirua liet met een denkend gezicht zien dat ze diep aan het nadenken was. 'Hm, misschien...' ze liep naar Popu en ging achter hem staan. 'Misschien.. Misschien moeten we kijken wat er te ontdekken valt in de put.' En terwijl ze dat zei, duwde ze hem plagend naar de put. 'Hirua!' zei Popu angstig. "Ik ben serieus!' Hirua moest lachen. 'Wat zou je willen beleven?' zei ze terwijl ze haar hoofd op haar hand legde en een aandachtig gezicht maakte. Popu begon denkend te ijsberen. Uiteindelijk sprak hij: 'Ik wil iets nieuws ontdekken.' Hirua bekeek hem vragen aan. 'Hoe bedoel je iets nieuws?'

'Hirua, we hebben al alles wat in deze buurt te ontdekken valt, al ontdekt en ik wil verder.' hij wees richting het oosten. Hirua draaide zich om en zag de grote deur boven alle huizen uitsteken. 'Je wilt toch niet...' begon ze. 'Ja!' onderbrak Popu. Hirua dacht even na. Ze kon Popu best wel brengen naar het gouden meer, maar zou Popu daar niet te klein voor zijn? Een betere vraag is: is het daar niet te gevaarlijk? 'We kunnen vast wel...' begon ze. 'We kunnen wat?' Popu schoot voor Hirua's benen uit nieuwsgierigheid. Hirua hield denken haar kin vast. 'We kunnen vast wel naar het gouden meer aan de andere kant van de stad. Er komen niet bepaald veel mensen langs, trouwens dat is wat men zegt,  en ik kan je de legende vertellen en zelfs laten zien waar men het vaak over heeft.' 

'Waar wacht je dan nog op?' vroeg Popu. 'Opstaan en laten we gaan!' 


Ze liepen uit hun buurt. Ver uit hun buurt, totdat ze voor een grote deur stonden. 'We moeten verder naar het noorden lopen. Men zegt dat daar een gat is gegraven waar niemand iets van weet.' En zo liepen Hirua en Popu een paar minuutjes, wat voor hen duizend jaar leek, langs de muur. En daar was het. Het gat waar men het over had. Hirua knielde en Popu volgde haar. 'Oké, jij gaat als eerst, maar zorg ervoor dat je niet gepakt word!' Zei Hirua waarop Popu met een knikje antwoordde. Hij kroop door het gat en krabbelde meteen weer op zijn voeten. Hirua volgde hierna en ook zij deed precies hetzelfde. En daar waren ze dan, aan de rijke kan van Paka.

Je vraagt je nu vast af waarom rijk en arm van elkaar gescheiden zijn. Dat is zo omdat de koning door vele handtekeningen van burgers wel voor een scheiding moest zorgen. Hij vond het zelf ook fijn, want dan zou er een fijne scheiding komen tussen zijn lieve burgers en z'n want minderwaardigere burgers.

'Hier in.' Hirua duwde haar broertje door de bosjes. Uiteindelijk kwamen ze uit bij een prachtig park vol groen met een tintje roze door de bloemen. Ook het meer was bedekt met bloemen, namelijk waterlelies. Hirua en Popu konden hun ogen niet van het prachtige uitzicht afhouden, totdat hun stilte en bewondering werd onderbroken door een vraag van Popu. 'Waarom noemt men dit het park van het gouden meer?' Hirua keek Popu glimlachend aan 'Dat is een goede vraag!' zei Hirua met haar vinger in de lucht. 'Dat zal ik je vertellen' en ze trok hem mee naar het meer. 'Kijk eens goed in het water' Popu deed precies wat zijn zus zei. Hij verwachtte nog een heel verhaal met uitleg van Hirua, maar ze bleef stil. 'Ik zie alleen water' Zei hij. 'Is dit water niet heel schoon en helder?' Vroeg Hirua. Popu knikte 'En weetje hoe dat komt? Hij dacht even na en schudde toen zijn hoofd. 'De legende gaat dat er vroeger ruzie was tussen de mensen en de figuren die men draken rijders noemt.' Opnieuw dacht Popu na 'Maar wacht,' begon hij 'Wat is het verschil tussen mensen en draken rijders?' Nog een goede vraag!' zei Hirua. 'De mensen zijn net zoals jij en ik. Draken rijders zijn mensen die krachten hebben van draken. Volgens de legende hebben zij de geest van een draak in hen. Maar zoals ik al zei, de mensen en de draken rijders hadden ruzie met elkaar. Toen de draken rijders aanvielen kwamen er veel mensen om. Het bleek dat iemand zijn drakengeest had opgeroepen en toen werd vermoord door een speer van een van de mensen. De Draken rijder werd vermoord. Maar voor dat gebeurde, viel er een traan uit z'n oog. Die traan viel hier in dit meer. Maar daarvoor was het geen meer. Die traan heeft dit gat opgevuld met water waardoor het nu een meer is. Vandaar dat dit water nooit vies wordt. Het is drakentraan.' Popu kon zijn oren niet geloven. 'Er bestaan draken!' dacht hij bij zichzelf. 

'Wie zijn jullie?' hoorden ze achter hen. Uit schrik keken ze niet om en duwde Hirua Popu weer terug naar de grote muur. Terug naar het veilige gedeelte van de stad. Ze hoorden de man hen nog naroepen, maar ze keken niet meer om. Ze waren allang al weggerend.

'Ga maar slapen.' zei Hirua tegen Popu. Ze hadden de muur gelukkig zonder enige moeilijkheden bereikt en zijn veilig thuis aangekomen. 'Hirua,' begon Popu. 'Bestaan deze draken, waar je het vanmiddag over had, nog steeds?' vroeg Popu half slapend. 'Ik geloof in ze,' zei ze. 'Maar niemand heeft ze ooit gezien en het is maar een legende. Hou dit dus maar als een geheimpje.' Ze maakte glimlachend een knipoog. Popu knikte en viel na deze lange vermoeide dag meteen in slaap.

Hirua liep naar de voortuin, waar hij opa nog steeds in zijn ligstoel zat. 'Was het thee drinken leuk met de andere mannen van de stad?' vroeg ze lachend. Opa knikte glimlachend waardoor er vele rimpels op zijn gezicht verschenen. 'De volgende keer als u naar het theewinkeltje gaat zal ik u serveren.' zei Hirua. Opa knikte. 'Waar waren jullie vandaag?' vroeg hij. 'Ik heb jullie nergens in de buurt gezien en maakte mij een beetje zorgen.' zijn stem klonk oud en versleten. 'We deden vandaag wat anders dan normaal.' zei Hirua. Opa knikte uit begrip. 'Jullie zijn naar het gouden meer gegaan, of niet soms?' 

'Ja.'

'Heb je hem de legende verteld?' 

'Ja'

'En?' Opa keek vol aandacht naar Hirua. 'Hij gelooft met al zijn hart dat draken bestaan.' 

'En dat ik ook niet zo'n raar idee.' Hirua keek verbaasd naar Opa. 'Hoe bedoelt u, opa? Opa keek naar de maan waardoor zijn ogen begonnen te glinsteren. 'We zijn nooit buiten de stad geweest, lieve Hirua. Alles zou mogelijk zijn buiten deze muren. We hebben alleen nog geen bewijs.' Op dat moment schoot een plan naar voren in Hirua's gedachten. 'Dank u, opa. Slaap lekker' Ze kuste zijn voorhoofd en liep naar binnen. 'Hirua? Waarom bedank je mij weer?' Hij draaide zich om, om oog in oog te staan met Hirua, Maar Hirua was al weg. Ze was weg met een groot, gevaarlijk en misschien ook wel idioot plan. 

Draken rijdersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu