Ik pak mijn fiets en begin maar ergens heen te fietsen. Zelf weet ik ook niet waarheen. Ik denk na over het gesprek van vanmiddag met de tante van Jaden. we gaan je weer op het goede spoor zetten. Die woorden blijven hangen. "Het goede spoor..." Zeg ik tegen mezelf. "Het goede spoor..." blijf ik mompelen. "het spoor" ik denk aan het station en wat Jaden tegen me zei Het komt allemaal wel goed. Net als dat zijn tante zei ik zal je blijven helpen. Het doet met zoveel pijn om aan al die zinnen te denken. Ik denk weer aan mama en begin nog harden te huilen. Ik stop met fietsen en kijk naar boven en begin tegen haar te praten.
"Hey mama.
Ik mis je.
Waar ben je.
Ik wil je weer zien.
Ik wil je weer horen.
Ik wil je weer voelen.
Ik wil niet meer zonder jou.
Was je er nog maar.
Dat zou alles makkelijker maken.
Jammer genoeg is dat niet zo.
Het is allemaal mijn schuld.
Ik had er niet moeten zijn.
Dan was jij ook gelukkig.
Dan was Anne marie ook gelukkig.
Dan was Jaden ook gelukkig.
Dan was papa waarschijnlijk gelukkig.
Dan was iedereen gelukkig.
Dan hoefde ik niet meer te lijden.
Ik wil naar je toe mama..."
Verder kan ik geen woord meer uitbrengen. Ik begin steeds en steeds meer tranen te krijgen. "Nu weet ik waar ik naartoe ga" zeg ik tegen mezelf "naar het station" Ik pak mijn fiets weer en fiets naar het station. Heel even kijk ik nog omhoog en zeg ik sorry tegen mama. Na een tijdje fietsen ben ik er eindelijk. Ik pak het briefje wat ik achter wilde laten uit mijn broekzak. Ik heb het steeds bij me gehouden zodat niemand het zou vinden. Samen met een potlood, voor het geval ik het verder wilde schrijven. Wat ik nu dus van plan ben.
...
Dit is dus de reden waarom ik ga.
Jaden en haar tante hebben me nog proberen te helpen.
Maar het was al te laat.
Ik wist dat ik moest gaan.
niets of niemand kon me nog van gedachten laten veranderen.
Ik wil niet meer verder schrijven. Elk woordje dat ik schrijf doet zoveel pijn. Niemand ziet mijn pijn dus verdient eigenlijk niemand deze brief. Ik stop met schrijven en scheur het doormidden. Ik hoor in de verte een trein en ga in een struikje zitten. De blaadjes heb ik nog steeds in mijn hand. Opeens komt er een windvlaag die een van de twee blaadjes mee sleurt. Ik kijk het blaadje met tranen na. Ik zie dat iemand het blaadje opvangt. Meteen merk ik dat het de tante van Jaden is. Ze kijkt mijn kant op en ziet me. De trein is er bijna dus ik ga dichter naar het spoor. Ik zie dat ze naar me toe rent dus ik ren op het spoor. Ik twijfel nog even om door te rennen, maar nee. Ik heb eindelijk de kans gekregen. Ik ga met weide armen en benen staan. Ik hoor de tante van Jaden nog roepen "Nee Nadia doe het niet!" maar dan laat ik mijn hoofd hangen, gooi het ander blaadje weg en schreeuw "DIT IS MIJN GOEDE SPOOR"
JE LEEST
Toen ik nog gelukkig was...
SpiritualNadia denkt vaak aan de tijden toen ze nog gelukkig was. Ze voelt nu dagelijks veel pijn en verliest steeds meer vrienden. Waaronder haar beste vriendin. Thuis voelt ze zich niet veilig. Zelf snapt ze niet waarom zij dit voelen moet. Nadia durft nie...