Hoofdstuk 4

5 0 0
                                    

Na wat wel een uur lijkt, kom ik tot mijn zinnen. Snel ga ik op mijn plek zitten en sla mijn armen over elkaar. Misschien duurde het toch niet zo lang, want het lijkt niemand te zijn opgevallen. Ik haal pen en papier uit mijn tas, voor het geval dat. Ik heb geen idee welk vak we nu hebben, of wat ik ervoor moet doen, maar ik kan de motivatie niet vinden om het uit te zoeken. De les gaat verder, maar hier en daar draaien zich nog studenten om en kijken me aan. Ik krijg het maar gedeeltelijk mee, want ik kan mijn ogen niet van de voorste plek afhouden. Ik heb geen idee waarom, maar ik blijf maar staren, de hele les door.

Om me heen pakt iedereen zijn spullen. Ik schud even met mijn hoofd en vind mijn verstand terug. De les is inmiddels al afgelopen, en ik heb niets meegekregen. Een paar jongens lopen op haar af, en knikken lachend naar mij. Blijkbaar is het toch opgevallen. Ik voel hoe ik rood word. Snel pak ik mijn spullen in en ren naar buiten. Ik herken een leerling van de klas, en loop achter hem aan. Hij zal wel weten waar we naartoe moeten. Dan draait hij zich om en kijkt me aan. Hij tikt zijn buurman aan en knikt dan naar mij. Beide beginnen ze te lachen. Ik vertraag mijn pas om een beetje achterop te komen, dan hoef ik tenminste niet te horen waarom ze me uitlachen. Maar dit werkt averechts, ze beginnen juist nog harder te lachen. Ik besluit het gewoon te negeren en door te lopen.

Ze lopen nu linksaf, en ik volg. Wanneer ik ook linksaf ga, zie ik ze niet meer. Ze hebben me afgeschud. Verloren sta ik in de gang, geen idee waar ik nu naartoe moet.

"Weet je niet waar je moet zijn?" Hoor ik achter me.

Wanneer ik me omdraai, staat zij achter me. Ze kijkt me aan met een warme glimlach. Haar ogen lachen ook, ze stralen met een mooie, bruine, warme gloed. Ze knippert met haar ogen, en lange, gekrulde wimpers strelen haar wang.

"Lex? Alles in orde?" vraagt ze.

Ik knipper met mijn ogen en besef dat ik staar. Ik wil me verontschuldigen, maar het voelt alsof ik mijn stem verloren ben. Ik krijg de woorden niet uit mijn keel. Wederom lacht ze naar me.

"Ik ben Leilani," zegt ze, en ze steekt haar hand naar me uit. Nog voor ze hem echt kan uitsteken, spring ik verschrikt naar achteren. Ik houd haar hand in de gaten, bang dat ze me aan gaat raken. Ze schrikt en trekt haar hand weer terug. Ze drukt haar palm tegen haar voorhoofd.

"Sorry, je wordt niet graag aangeraakt. Ik was het helemaal vergeten." Ze slaakt een diepe zucht.

"Kom, loop maar met me mee, ik weet waar we moeten zijn."

Ze glimlacht weer naar me en loopt dan vooruit. Ik loop schaapachtig achter haar aan. Ik voel me een complete idioot, waarom zeg ik ook niks? Wat moet ze nu wel niet van me denken?

"Trek je van Sven en Davey maar niks aan. Van de rest ook niet, overigens. Het zijn een stel ongetrainde bavianen die alleen maar met hun kont kunnen zwaaien."

Diep vanbinnen voel ik een vreemd gevoel omhoog kruipen. Alsof ik... Ja, bijna alsof ik moet lachen. Ik weet het nog net te beheersen. Ik lach nooit.

Ze loopt een lokaal in en wendt zich dan weer tot mij.

"Kom straks in de pauze bij ons zitten, wij zijn wel volledig geëvolueerd," zegt ze, en ze kijkt naar Sven. Deze zet zijn schouders recht en lacht naar haar. Wat een pauw. Ik knik en loop dan terug naar mijn plaats. Ze kijkt me schaapachtig na, alsof ze niet goed weet wat ze met me aan moet. Dat weet ik zelf ook niet, Leilani. Je bent niet de enige. Toch voel ik me nu anders vanbinnen. Ik voel me schuldig, ook al weet ik niet waarom. Ik was erg bot tegen haar. Misschien moet ik straks eens proberen met haar te praten. Misschien valt dat best wel mee.

Aan het einde van de les loop ik naar haar toe. Ze staat op, pakt haar spullen in, en lacht naar me. Voor een fractie van een seconde wil ik teruglachen, maar houd me nog net op tijd in. Wat is er met me aan de hand?

"Leuk dat je meekomt," zegt ze. "Heb je eten bij je?"

Ik haal diep adem.

"Nee," antwoord ik na een korte stilte, blij dat ik mezelf nu eindelijk ertoe heb kunnen brengen antwoord te geven.

Ze stopt haar hand in haar tas en haalt een broodje uit haar tas.

"Ik heb een extra broodje, mijn moeder maakt altijd teveel eten."

Ze legt het op de tafel en kijkt me weer aan. Ik snap het niet goed.

"Als ik het je geef, raak ik je misschien aan," zegt ze. In eerste instantie vraag ik me af hoe ze dit bedoelt, maar de warmte in haar stem en de vriendelijkheid in haar ogen vertellen me, dat ze het goed bedoelt. Ik pak het broodje.

"Dank je," mompel ik. Ze glimlacht alleen naar me. Ze draait zich om en loopt het lokaal uit, en ik volg haar, als een schaap. Ik behoud echter een kleine afstand. Waarom is ze zo aardig tegen me? Steeds wanneer iemand aardig voor me is, word ik wantrouwig. Wanneer ze achteromkijkt en ziet dat ik achter haar aan kom, blijft ze kort staan. Haar blik staat warm, en iets in mij vertrouwt haar. Ik verhoog mijn tempo en ga naast haar lopen.
"Je lijkt me heel aardig," flap ik eruit, waarop ik knalrood word en mijn blik afwend.
"Dank je," zegt ze giechelend, "jij ook!"
Dat neem je gauw genoeg terug, denkt de pessimist in mij. Of is het de realist?

Ze neemt plaats bij nog drie meiden, die haar overdreven begroeten. Ze omhelzen haar uitbundig en ze zoenen elkaar. Ik blijf op afstand. Ze kijken op en zien me staan, waarop een van hen opstaat. Ze loopt resoluut op me af en steekt haar hand uit. Paniek overvalt me, en ik deins geschrokken terug. Dan voel ik iets tegen de achterkant van mijn benen stoten, waarop ik de controle verlies. Links van me valt een stoel om, dan stoot ik tegen een tafel... De chaos is compleet. Ik voel me als een op hol geslagen paard in een pandjeshuis, en druk mijn handen tegen mijn hoofd in een poging om te kalmeren. Het meisje dat haar hand had uitgestoken lacht me uit.

"Wat een malloot!" gilt iemand achter me, waarop ik merk dat ik bij het stoten tegen de tafel blijkbaar iemands eten heb omgegooid. Ik verontschuldig mij en kijk om me heen. De gehele kantine staart me aan. Het is weer zo ver. Ik draai me om en ren weg. Ik had kunnen weten dat dit een dom idee was. Waarom zou het hier nu anders gaan? Ik duik een toilet in en sluit de deur af. Ik ga zitten en verberg mijn hoofd in mijn handen en wieg opgefokt heen en weer. Ik heb het weer verknald, dit kan niet waar zijn. Er wordt op de deur geklopt, en mijn hele lichaam schokt kort van schrik.

"Alexander?" klinkt het. Is dat Leilani?
"Alexander, gaat het wel?" vraagt ze dan. Ik knik, maar besef dan dat ze mij niet kan zien.

"Het gaat prima," lieg ik.

"Weet je het zeker? Kan ik iets voor je doen?" vraagt ze dan. Haar stem klinkt oprecht, wat me verbaast. Toch wil ik haar niet in mijn buurt. Straks doe ik haar nog iets aan, en ze lijkt me zo aardig.

"Alles is in orde, ik kom er zo aan," lieg ik. Ik kom hier niet meer uit. Ze lijkt het echter te geloven, want buiten het dichtgaan van de deur hoor ik niets meer. Ik haal opgelucht adem. Ik blijf nog een paar keer mijn ademhalingsoefeningen doen. Ze moeten mij helpen weer kalm te worden, maar in dit geval werkt het niet. Ik weet namelijk dat ik weer naar buiten zal moeten, terug de klas in, waarop de paniek mij weer overvalt. Wanneer ik op mijn horloge kijk, zie ik dat ik zelfs al bijna te laat ben. Heel even overweeg ik om gewoon naar huis te gaan, het heeft toch geen zin. Dan denk ik aan Simone en de teleurstelling op haar gezicht, wanneer ik weer naar huis kwam na een moeilijke dag. Ik haal diep adem en besluit sterk te zijn, voor haar.

Ik duw de deur open. Gelukkig zijn de toiletten nog steeds leeg. Wanneer ik de toiletten uitloop, schrik ik. Leilani staat nog steeds bij de deur. Ze glimlacht warm, maar zegt niets. Ze loopt voor me uit naar het lokaal, iets waar ik heel dankbaar voor ben. Het gebouw is mij onbekend, en ik heb geen idee waar ik naartoe moet. Ze buigt naar links af, houdt een deur open en gebaart dat ze naar binnen gaat. Mijn pas vertraagt, maar ik dwing mijzelf door te lopen. Wanneer ik de klas in loop, wordt het stil. Ze staren me aan alsof ik een buitenaards wezen ben. Ik ben eraan gewend, maar toch raakt het me. Ik doe echter alsof dat niet zo is. Ik haal diep adem en loop naar de enige vrije plek achter in de klas. Laat hen maar komen.

Onherstelbaar beschadigdWhere stories live. Discover now