Hoofdstuk 7

3 0 0
                                    

Met open mond staar ik haar aan, alsof ze een paranormale verschijning is. Ze staart me aan, maar ik weet niets te zeggen. Gelukkig heeft ze dit door.

"Ik dacht, laat ik even langskomen en vragen hoe het met je gaat," zegt ze dan. Ik moet mijn mond bijna handmatig dichtzetten, ik kan het bijna niet geloven. Nog nooit heeft er iemand voor mij aan de deur gestaan.

"Hoe heb je me gevonden?" vraag ik dan, en ik kan mijzelf wel voor mijn hoofd slaan. Wat maakt het uit hoe ze me gevonden heeft? Waarom kan ik niet gewoon antwoord geven?

"Klassenlijst," zegt ze, "maar hoe gaat het met je? Je leek erg van streek."

"Het gaat prima," zeg ik dan. Ze staart me wat ongemakkelijk aan, en ik weet niet wat ik moet zeggen. Ze klapt in haar handen en doet een stap naar achteren.

"Ik... ga maar weer eens naar huis," zegt ze dan. Ze zwaait en draait zich dan om om weg te lopen. Het duurt een paar tellen voor ik besluit wat ik moet doen, maar wanneer ik de deur achter me dichttrek, vraag ik me af of ik wel de goede keus heb gemaakt. Leilani draait zich om, en als ze me wat onzeker ziet staan, glimlacht ze.

"Zullen we... zullen we wandelen?" stamel ik. Leilani knikt.

"Graag," zegt ze dan. Ik haal haar in, en ga naast haar lopen.

"Ik zal heel eerlijk tegen je zijn," begint ze, en voor een moment wil ik me omdraaien en weglopen. Nu gaat het komen.

"Ik ben echt ongelooflijk nieuwsgierig, en ik zou je zo veel willen vragen... mag ik?"

Haar vraag slaat me niet geheel uit het veld. Ik had verwacht dat ze me zou zeggen dat ik een freak was, maar de meesten willen graag meer weten. Niet uit begrip, maar uit pure nieuwsgierigheid. Ramptoeristen, noem ik het weleens. Ik haal mijn schouders op. Zoals Nolan altijd zegt, ik bepaal zelf welke vragen ik beantwoord.

"Toen Sarah je een zwerver noemde, zei je dat je dat niet meer was. Wat bedoelde je daarmee?"

Ik haal mijn schouders op.

"Ik was ooit dakloos," zeg ik. Leilani knikt.

"Daar was ik al bang voor," zegt ze dan. Haar ogen staan vol medelijden en maken dat ik weg moet kijken.

"Het was maar kort," zeg ik dan.

"Waarom was je dakloos?"

"Ik werd uit huis gegooid," antwoord ik. Het gesprek voelt ongemakkelijk, ik weet niet of ik zo veel vragen wil beantwoorden.

"Wat was er gebeurd?" vraagt ze dan, maar ik schud mijn hoofd. Ze begrijpt het en knikt.
"Sorry dat ik zo veel vraag," zegt ze dan, "maar je bent zo'n mysterie. Vind je het erg als ik doorvraag? Als je niet antwoordt, zal ik niet doorvragen."

Ik denk er even over na, maar stem dan toe. Als ik geen antwoord hoef te geven, zal het wel meevallen, toch?

"De docentenen zeiden tijdens de introductie dat je een stoornis hebt, haptefobie, angst om aangeraakt te worden."

Ik knik.

"Mijn psychotherapeut twijfelt daar nog over," antwoord ik dan. Ze kijkt me vragend aan, en ik besef dat ik het beter wat uitgebreider kan uitleggen.

"Ik heb PTSS," zeg ik dan, en hoop dat ik het niet verder hoef uit te leggen. Ik voel me er ongemakkelijk bij om erover te praten, ook al weet ik dat ze met deze informatie vrij weinig kan.

"PTSS, dat is toch posttraumatisch stresssyndroom?" Ik knik.

"Wat heeft dat met je haptefobie te maken?" dringt ze aan. Ik zucht diep.

"Aanraking is een van mijn triggers," leg ik uit. Leilani's mond vormt een begrijpende 'o'.

"Wat gebeurt er nu precies als je zo'n trigger krijgt?" vraagt ze dan. Ik schud mijn hoofd.

"Mis je het contact weleens? Je weet wel, aanrakingen?" Ik schud mijn hoofd nu heftiger. Ze houdt meteen erover op.

"Sorry," zegt ze dan, "ik stel te veel vragen."

Ik knijp mijn ogen dicht en verman me.

"Nee," antwoord ik.

"Nee?" vraagt ze onbegrijpend.

"Nee, ik mis het niet," antwoord ik. Ze kijkt me lichtelijk verbaasd aan.

"Echt niet?"

Ik schud mijn hoofd.

"Ik heb maar één soort aanraking gekend," leg ik uit, "dus mis ik ook niets."

Ik zie dat ze iets wil zeggen, maar lijkt niet te durven. Ik moedig haar niet aan. Alleen al het idee start bijna een paniekaanval. Ze blijft staan en kijkt me aan, en de zachte blik in haar ogen doet mijn paniek afzwakken.

"Kom je morgen terug?" vraagt ze dan. Ik denk kort na. Haar blik lijkt hoopvol.

"Ja, ik kom morgen terug," fluister ik bijna.

"Ik heb met de meiden gepraat, en ze zullen je niet meer lastigvallen," verzekert ze mij, "maar waarom ging je eigenlijk weg?" vraagt ze dan. Ik haal mijn schouders op.

"Ik wilde het niet weer meemaken," leg ik uit. "Het eindigt steeds hetzelfde."

"Niet deze keer," zegt ze dan, en glimlacht naar me. Ik word meteen rood.

"Heb je een telefoon?" vraagt ze dan opeens. Ik haal mijn telefoon uit mijn zak, en laat hem zien. Ze steekt haar hand uit, en ik kijk haar vragend aan. Ze steekt haar hand verder uit en knikt naar mijn telefoon. Ik leg mijn telefoon zorgvuldig in haar hand, zonder haar aan te raken, maar begrijp nog steeds niet wat ze wilt. Ze speelt met mijn telefoon, en heeft even geen aandacht meer voor me. Haar telefoon gaat over, en dan krijg ik mijn telefoon terug. Mijn contactenlijst staat open, en er is een naam bijgekomen. Ik staar haar aan.

"Nu hoef ik je niet meer lastig te vallen wanneer ik wil weten hoe het met je gaat!" zegt ze dan enthousiast. Ik kijk nog eens naar haar naam in mijn telefoon.

"Tenzij je dat niet wilt," zegt ze dan, en even lijkt ze wel onzeker, wat me vreemd genoeg geruststelt. Ik ben tenminste niet de enige.

"Nee, het is in orde," verzeker ik haar. Ze glimlacht weer.

"Mooi! Maar nu wordt het tijd om naar huis te gaan," zegt ze dan. Ze zwaait kort en loopt dan weg, mij verdwaasd achterlatend, midden op straat. Ik blijf stokstijf staan en staar haar na. Bij iedere stap zwiept haar lange, zwarte paardenstaart heen en weer, glanzend in het zonlicht. Ze lijkt wel te huppelen, zo licht zijn haar voetstappen. Haar hoofd buigt naar beneden, en na een paar tellen piept mijn telefoon. Ik kijk erop, en zie haar naam verschijnen.

Leilani

Tot morgen!

Ik kijk op en zie nog net hoe ze omkijkt en zwaait. Ik zwaai kort, en kijk dan weer naar het bericht. Moet ik nu iets terugsturen? De enige berichtjes die ik ooit gekregen heb waren van Simone, en daar reageerde ik eigenlijk alleen op wanneer het nodig was. Ik kijk nogmaals op, maar zie dat ze al is verdwenen. Ik kijk weer op mijn scherm en typ een bericht terug.

Lex

Tot morgen.

Ik weet niet wat ik anders had moeten zeggen, maar ik moest gewoon iets sturen. Zo hoort dat toch? Wat had ik beter kunnen zeggen? Terwijl ik me omdraai en naar huis loop, vraag ik me af wat ik had moeten zeggen. Zou ze nog iets terugsturen? Lijkt me niet, wat moet je nu terugsturen op tot morgen?


'mso-tabD,

Onherstelbaar beschadigdWhere stories live. Discover now