Ik strijk vermoeid door mijn droge haar. Ik zak onderuit op mijn stoel en laat mijn hoofd hangen. Naast mij hoor ik George op tafel slaan. "Godverdomme!"sist hij. Ergens aan mijn linkerkant voel ik Lucia een kruis slaan. "Luister, hier schieten we niks mee op. Emilio, kunnen jouw arbeiders nog meer produceren?"vraagt Zac. Emilio schudt zijn hoofd. "Tekort aan water." Voordat George weer een vervloeking op tafel smijt zeg ik:"Dan moeten we dat oplossen." George lacht smalend. "Hoe wil je dat dan doen?"zegt hij. Ik haal mijn schouders op. "We hebben Het Oosten nog niet onderzocht."zeg ik rustig. Lucia schudt haar hoofd. "Daar zit Gorrduk. Dat is levensgevaarlijk." Ik bijt op mijn afgekloven nagel. "Zonder bluf is het leven duf."mompelt George. Iedereen kijkt hem aan. "Ik bedoel, we moeten wel. Misschien is daar wel een enorm waterreservaat." Het is pijnlijk stil. "Laten we stemmen."zegt Emilio dan. "Oké,"antwoord Zac," wie is voor?" Ik en George steken onze hand op. Lucia, Zac en Emilio kijken elkaar aan. Niemand van hen volgt ons voorbeeld. George slaat weer met zijn hand op tafel. "Zijn jullie wel helemaal goed in jullie pan? Dit is onze enige kans. En jij, Emilio, waarom jij niet? Jouw plantjes kunnen toch niet groeien zonder water?" Woedend staat hij op, zijn stoel valt met een klap naar achter. Resoluut draait hij zich om en stampt naar buiten. Ik kijk Zac, Lucia en Emilio even aan, sta dan ook op en loop achter George aan.
Ik knipper even met mijn ogen. De zon schijnt genadeloos fel op het stoffige plein. Kinderen kijken mij verwachtingsvol aan. Ik kijk om mij heen en zie George om een hoek rennen. Ik ren achter hem aan. De kinderen wijken voor mij als de zee voor Mozes. "George!"roep ik. Hij hoort mij niet, of hij doet net alsof. Ik ren door. Mijn keel is droog door het water tekort en dat slaat aan op mijn conditie. Uiteindelijk blijft hij staan. Voorovergebogen staan we uit te hijgen. "Demi, kun jij mij uitleggen waarom ze zo dom zijn?"vraagt hij. Maar tijd om antwoord geven krijg ik niet want er komt er maar een gevloek uit die jongen. Ik blijf geduldig staan. "George, het is niet anders."zeg ik. Hij houdt op met zijn gevloek en kijkt mij strak aan. Het duurt waarschijnlijk maar enkele tellen maar voor mijn gevoel stonden we daar uren. Ik verdrink bijna in zijn donkere bruine ogen. Dan haalt hij zijn schouders op. "Ik ga naar huis."zegt hij dan en draait zich om. Ik blijf hem nakijken totdat hij de hoek is omgeslagen. Dan draai ik mij ook om en slenter terug naar het plein.
Eenmaal bij het plein aangekomen voel ik weer die vragende kinderogen naar mij kijken. Opnieuw negeer ik ze en loop naar het Raadshuis in het midden van het plein. Ik hoor om mij heen vragen waar ik het antwoord niet op weet. Ik stap het bordes op en kijk nog even om. Dan doe ik de deur open en stap naar binnen.
"En?"vraagt Zac. "Niks. Hij is naar huis gegaan."antwoord ik. Lucia rolt met haar ogen. "Typisch George." Ik doe het net alsof ik haar niet hoor. "Hoe gaan we dit aan de kinderen vertellen? Dat we waarschijnlijk over een maand allemaal dood zijn."vraag ik. Emilio zucht. "Niet."antwoordt Zac. "Ze weten dat al. En we moeten de hoop niet opgeven." De laatste zin is iets wat iedereen tegen elkaar zegt. Maar het heeft geen effect. Er is steeds minder hoop. Dan opent Lucia haar mond. "Ik ga weer naar mijn crèche. De baby's zullen wel honger hebben." Ze loopt langs mij naar de deur. "Dat hebben we allemaal."fluister ik zacht. De deur slaat achter mij dicht. Emilio kijkt naar mij en Zac. "Ga maar naar je plantjes, Emilio."zeggen Zac en ik tegelijk. Emilio glimlacht opgelucht en rent bijna naar buiten. Alleen ik en Zac blijven over. Ik ga naast Zac op de houten tafel zitten. Een van de weinige houten meubels. De meeste meubels zijn verbrand voor de vuren. "Wat eten we vanavond?"vraag ik voor de grap naar Zac. Zac lacht niet. "Gebakken lucht."antwoordt hij droog.
Gebakken lucht aten we niet. Nog niet. Ik heb samen Lucia kool en aardappels gegeten. Daarna heb ik haar geholpen met haar crèche. Toen Suus en Evah kwamen om de nachtdienst op zich te nemen ben ik met Lucia nog een rondje stadsmuur gaan lopen.
Naast mij hoor ik Lucia zuchten. Ik kijk haar aan. "Ben je oké?"vraag ik. Lucia knikt. De frisse wind strijkt door haar lange blonde haren. "Weet je wat het is, Demian?"zegt ze. Lucia is de enige die mij met mijn echte naam aanspreekt. Demian is eigenlijk een jongensnaam, mijn vader die wilde eigenlijk een jongen en geen meisje. Als protest noemde hij mij gewoon Demian. Ik denk trouwens dat Lucia de enige is die mij überhaupt Demian mag noemen. "Wat?"Lucia haalt haar schouders op. "Vroeger dacht ik dit,"vervolgt zij haar verhaal,"De wereld is beter af zonder ons. God had ons beter niet kunnen schapen. Maar nu, ik denk dat het nu beter is dat Zij weg zijn. Zij zijn nu bij Hem. En dat is beter. Ik weet het, ik ben egoïstisch." In stilte lopen we door. Ik kijk over de donkere vlakte. "Hee, ik ga naar huis. Ik moet morgen weer vroeg op." Lucia glimlacht en neemt de trap naar beneden. Ze verdwijnt in de schaduw van de huizen.
JE LEEST
Real Fears
Adventure'Ik schiet omhoog. Genadeloos schijnt de zon op mij neer. Ik kijk om mij heen. Niemand. Waar zijn ze? Dan hoor ik geschreeuw van het plein. Ik krabbel op en kijk zoekend rond. Mijn geweer en een van mijn messen is weg. Ik trek het andere mes uit mij...