1.0

9.9K 211 29
                                    

Ik slik en kijk netjes voor me. Ik heb geen ziel meer. Ik heb geen hart meer. Ik heb teveel shit meegemaakt om dit nog erg te vinden. Iedereen lacht en is blij. Snap ik, niemand behalve mijn gezin weet dat het niet vrijwillig is. Ik ben uitgehuwelijkt. Ik negeer de stemmen om mij heen en heb een kalme glimlach op mijn gezicht. Ik mag niet verdacht overkomen. Dit is de gelukkigste dag van mijn leven. Dat moeten zij denken dan. Veel herrie, knuffels en kusjes. Het is heet. Ik blijf staan. Ik kan moeilijk weggaan. Mijn vader heeft me gewaarschuwd. Als ik ook maar één kick geef heb ik een groot probleem. Mijn blauwe en paarse plekken zijn verborgen met een dikke laag make-up. De pijn, die voel ik al niet meer. Ik ben het gewend.

Vaag zie ik de man met wie ik moet trouwen aanlopen. Hij ziet er beter uit dan op de foto. De foto was dan ook wazig en oud. Hij draagt een zwart pak. Zijn krullende haren zijn netjes gezet. Een strakke kaaklijn die wordt ondersteund door een nette stoppelbaard. Hij lacht. Zijn tanden zijn lijkenbleek. Hij is lang. Twee koppen groter dan ik ben. Ik ben best klein, 1,65. Hij pakt mijn hand. Ik krijg rillingen, maar laat het niet weten. Ik lach voor de foto's en doe alsof ik ervan geniet.

De jongen opent de deur voor me. Ik stap in en doe mijn gordel. Hij stapt in en rijdt na een paar minuten weg. Hij kijkt me kort aan. 'Ik ben Wassim.' Zegt hij dan. Een zware, mannelijke stem. 'Dounia.' Zeg ik terwijl ik naar voren kijk. Ik voel zijn blik branden, maar zeg niets. 'Ik had dit niet gewild, maar je vader hij-.' Zegt hij dan. Ik laat hem niet uitpraten. 'Het is niet erg. Ik zal een goede vrouw zijn.' Hij is stil. Het is stil totdat hij de radio aandoet.

Zonder een gesprek gevoerd te hebben stopt hij de auto. Hij stapt uit en ik ook. We zijn in een groot park. Ik zie al wat familieleden staan en de cameraploeg. Ik loop Wassim achterna. Hij stopt met lopen en kijkt me aan. Hij pakt mijn hand en loopt verder. Ik geef geen kick.

We lachen voor de foto. 'Breder lachen.' Mompelt mijn vader en knijpt me hard in mijn rug. Ik voel Wassim kijken. Hij zegt niks. We gaan verder met de foto's.

'Ik ga naar de zaal. Zet me niet voorschut.' Snauwt mijn vader naar mijn en loopt weg. Ik kijk stil voor me en wacht tot we verdergaan met de foto's. Wassim komt aanlopen met een flesje water. Hij drukt het in mijn hand. 'Dankje.' Zeg ik zacht en neem een slok. 'Ik zag wat je vader deed. Gaat het?' Vraagt hij met een blik vol medelijden. Oh. Mijn vader heeft hem blijkbaar niet gezegd dat dit nog niets is. 'Uh ja, het was niets joh.' Zeg ik en glimlach nep. Hij zegt niks en kijkt me lang aan.

En alweer zit ik in de auto met Wassim. De radio staat zachtjes aan. Wassim is gefocust op het wegdek. 'Wat doe je graag?' Vraagt hij dan. Ik ben even stil. 'Hoe bedoel je?' Vraag ik. Hij lacht. 'Je hobby's.' Verduidelijkt hij. 'Oh.' Komt er zacht uit mijn mond. Hij lacht weer. 'Ik weet niet.' Zeg ik verward. 'Wat doe je in het dagelijks leven?' Vraagt hij. 'Gewoon opruimen enzo.' Zeg ik. 'Ja, maar daarnaast.' Zegt hij. Ik snap wat hij bedoeld, maar ik zit alleen maar thuis. Ik heb mijn middelbare school afgemaakt. Verder mocht ik niet studeren. Mijn vader vindt dat slecht en niet goed voor een vrouw. 'Oppassen.' Zeg ik. 'Leuk, doe je dat als werk?' Vraagt hij. 'Nee, gewoon op mijn buurjongens en meisjes.' Zeg ik. 'Ah dat is lief. En verder?' Vraagt hij. 'Niks. Gewoon thuis opruimen en koken. Soms mag ik boodschappen doen.' Zeg ik. Hij kijkt me raar aan. 'Mag je niet naar buiten?' Vraagt hij dan geschrokken. 'Nee geintje, ik hou gewoon van thuiszitten en koken.' Lieg ik snel. Hij lacht. 'Ik dacht al.' Zegt hij. Ik lach nep mee. Ik was vroeger echt vrolijk en blij. Tot ik ongesteld werd. Toen werd alles realiteit voor mij. Mijn vaders realiteit. Ik moest hoofddoek gaan dragen en mocht niet meer met jongens praten. De enige keren dat ik naar buiten mocht is naar school, de moskee en om boodschappen te doen. Ik heb geen telefoon of tv. Mijn vader heeft een tv, die zit in zijn kamer. Mijn moeder is toen ik klein was overleden. Nou eigenlijk vermoord. Mijn vader was woest, ik was erg klein dus ik kan me niet meer herrineren waarom. Hij sloeg haar harder dan normaal. Dat gebeurde soms. Alleen dit keer stopte hij niet. Hij is er nooit voor opgepakt. Hij heeft gelogen tegen de politie. Iedereen denkt dat mijn moeder zelfmoord heeft gepleegd. In het politiedossier staat ook dat ze zelfmoord heeft gepleegd. Ik weet dat het niet zo is. 'Heb je broers of zussen?' Vraagt Wassim dan. Ik schrik. Ik zat zo in mijn eigen wereld. 'Twee broers en één broertje.' Zeg ik. Mijn vaders aanbid ze. Ayman, Abdel en Ayoub. Alle drie behandelen ze me met respect. Ze houden van me, dat zie ik wel. Ze tonen het niet. Mijn vader ziet liefde als een zwakte.

UitgehuwelijktWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu