Hoofdstuk 30

210 11 6
                                    

Evert werpt een blik op zijn telefoon als het apparaatje oplicht met een notificatie. Als hij ziet wie hem een berichtje heeft gestuurd, ontgrendelt hij zijn telefoon direct. 'Kan je vanmiddag/vanavond langskomen? Ik beloof dat ik dit keer niet heel erg onaardig tegen je zal doen ;) – Fenna.' Hij kan een zwak glimlachje niet onderdrukken. Ze is inmiddels al vier dagen bij Liselotte, en hij had eigenlijk niet meer verwacht dat haar berichtje ooit nog zou komen. Hij had zich er – met pijn in zijn hart – al bij neergelegd dat hij niet eens de kans zou krijgen om voor haar te vechten. 'Dienst tot 19.00, kom daarna richting jou.' Stuurt hij terug, met een zelfvoldaan gevoel. Niet snel daarna krijgt hij nog een berichtje. 'Ik zorg dat Lies met Thomas naar Bram gaat, dan kunnen we rustig praten.'

Die avond staat Evert enigszins nerveus voor de deur van Liselottes huis. Hij had de brunette eerder die dag op het bureau nog even gesproken. Ze had met een glimlach Fenna's laatste bericht gelezen, waarna ze hem had verzekerd dat ze het geen probleem vond om een avond bij Bram door te brengen. Met zijn wijsvinger drukt hij op de deurbel, dan wacht hij geduldig af tot Fenna de deur opent. Even staan ze stil tegenover elkaar, dan slaat Fenna haar armen om hem heen. Hij is overdonderd, maar na een paar seconden reageert hij; hij begraaft zijn gezicht in haar blonde haren en slaat zijn armen om haar smalle lijf heen. "Ik heb je gemist," fluistert hij in een opwelling.

"Ja..." Mompelt Fenna, "ja... Ik jou ook. En ik heb nagedacht, de afgelopen dagen." Ze kijkt naar hem, en beseft zich dan dat ze nog steeds in de deuropening staan. "Kom binnen," ze glimlacht nerveus, "wil je wat drinken?" Evert glimlacht. "Ik zet wel koffie. Doe jij maar rustig." Hij vindt haar nog steeds wel heel erg bleek, ondanks dat ze er al een stuk beter uitziet dan een week geleden. Ze kijkt hem verontwaardigd aan, en hij grinnikt. "Niet zo koppig doen. Je bent moe, dat zie ik aan je." Zegt hij, terwijl hij het koffiezetapparaat aanzet.

Niet veel later zit het blonde duo samen op de bank. Fenna met haar rug tegen de zijleuning, een warm koffiekopje in haar handen en haar blik daar strak op gericht. Evert zit gewoon met zijn rug tegen de rugleuning, zijn koffiekopje staat op tafel en zijn blik is op Fenna gericht. Ze draagt een zwarte joggingsbroek en een grijs shirtje met korte mouwen. Zowel op haar armen als op haar gezicht zijn nog blauwe plekken en – helende – verwondingen zichtbaar. Ze ziet er kwetsbaar uit, en hij heeft altijd een enorm zwak gehad voor haar kwetsbaarheden. "Het spijt me, Fenna," zegt hij zacht, "tijdens die ruzie heb ik dingen gezegd die ik niet had moeten zeggen, en die me echt heel erg spijten." Hij kijkt haar even nerveus aan, maar wendt dan zijn blik weer af.

Fenna richt haar blik op Evert. Zijn excuus klonk oprecht, en het doet haar goed om het hem zo te horen zeggen. "Ik wil je zo graag vergeven, maar ik weet niet of ik het kan," geeft ze dan eerlijk toe, "ik-ik... Ik zat ook fout, dat weet ik, en... Dat spijt me, echt. Maar ik weet niet of ik je kan vergeven als ik niet weet of je het bij de eerstvolgende ruzie weer naar m'n hoofd slingert." Ze zucht. "Je hebt me pijn gedaan," voegt ze er zachtjes aan toe. Ze haalt haar hand door haar haren. Evert kijkt zwijgend naar haar, niet wetend of ze verder wil praten, of dat hij nu iets tegen haar kan zeggen. "Ik heb over je gedroomd," zegt ze dan, uit het niets. Ze kijkt hem aan, "de afgelopen nachten... Zo vaak." Ze haalt haar schouders op, ineens met een lachje om haar mond. "En ik weet niet wat het betekent," ze kijkt naar Evert, "je denkt nu dat ik gek aan het worden ben, hè?" Hij kan een lachje niet onderdrukken. "Nee... Nou ja," hij grinnikt, "dit had ik niet verwacht." Fenna veegt nerveus een plukje haar achter haar oor. "Tja," ze bijt kort op haar lip, "het punt is... denk ik... Dat ik je maar niet uit mijn hoofd krijg. Ik mis je..."

Er wellen tranen op in Fenna's ogen. Snel wendt ze haar gezicht van Evert af, al weet ze dat het toch geen zin heeft. Hij kent haar beter dan wie dan ook, en hij weet echt wel dat ze op het punt staat om in tranen uit te barsten. Ze voelt zijn hand op haar been, en dan schuift hij langzaam naar haar toe. Zijn ene hand laat hij op haar been liggen, zijn andere hand legt hij op haar schouder. "Hé, Fen... Kijk me eens aan?" Zegt hij zachtjes. Als ze haar blik opricht, glimlacht hij zwakjes naar haar. "We kunnen dit oplossen... Samen... Ik wil niets liever, als jij het ook wil..." Afwachtend kijkt hij haar aan.

—————————

Tjaaa, wat zou ze zeggen? 🤷🏼‍♀️

HerinnerenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu