Hoofdstuk III

9 2 0
                                    

Nicholas Deyes was een zeer getalenteerde man. Hij was buitengewoon bekend in de kunsten van het zwaardvechten en astronomie. De jaren op de zolderkamer hadden een grote tol op hem en zijn lichaam genomen. Eens geprezen door alleen maar te bestaan, nu wegkwijnend in een koude hoek. Vrouwen verafgoden hem in zijn jongere dagen. Er waren nooit veel intelligente mensen op bezoek geweest in Hoysternia en zij vonden het maar al te aantrekkelijk om hem in de buurt te hebben. Zijn lichtblonde haren hadden nu een witte tint en zag er half uit als stro dat zich langs zijn nek had ontfermd. Een klein baardje was gaan groeien op zijn gezicht; meer een soort van stoppeltjes die bijna zijn hele gezicht vulden. Zijn vlees was allang weggegeten en zijn eens, grote en ronde buik was nu compleet verdwenen. Zijn ogen gesloten.

Voor Milo zag hij er maar uit als een schim. Niets meer dan een oude man die zijn contact met de wereld al een lange tijd geleden had verloren. Wie weet wat de familie Black met haar gevangenen deed.

Voor Milo, hij was nog steeds vastgeklampt aan de dikke, houten deur, zijn ogen compleet gefixeerd op de oude man. De maan stond hoog in de lucht en als Milo er niet naast zat, ongeveer twee dagen van een volle maan vandaan. De nachthemel was tot op het puntje perfect die avond en grandioos om te bewonderen, helaas vond Milo hier niet de aandacht of de wil voor op dat moment. Ze zou hem publiekelijk geselen. Vrouwe Charlotte Black zou hem morgenochtend publiekelijk laten geselen. Hij was nog nooit eerder gegeseld, maar hij had het wel meerdere keren zien gebeuren en hij wist dat het niet iets was om naar uit te kijken. Hij herinnerde de manier waarop de zweep kletste tegen de blote huid van het slachtoffer, de oorverdovende kreten die volgden en de juichende mensen aan de kant. Hoe meer hij eraan dacht, hoe meer hij vrouwe Black gewoon in haar gezicht wilde slaan. Woede had hem overgenomen die ochtend en het was nog niet weggegaan. Het gevoel van oneerlijkheid en vastberadenheid stroomde door zijn aderen. Die wil om te vertrekken en op zee eindelijk vrijheid te proeven. Liedjes zingen met de hele bemanning en klimmen in de masten. Hij wist wel dat hij jong was, maar hij moest het beste van zijn leven maken in plaats van in Hoysternia blijven als een niemand. Alles, alles was beter dan hier.

"Slinger? Slinger ben jij dat?"

De leeg-klinkende en schorre stem weerkaatste door elk gaatje in de muren en vulde de hele ruimte, wat Milo flink kippenvel gaf op zijn rug. De man zat nu rechtop, nog steeds in de hoek, en inspecteerde Milo bij de deur.

"Is mijn hoofd nu weer spelletjes met me aan het spelen?"

Zijn belichaming zakte weer in en hij keek geïrriteerd naar Milo. "Ga weg!", riep hij luid, "laat me alleen!"

Milo snoof en schuifelde wat verder van de deur af, naar de oude man toe. Twijfel en aarzeling gleed over zijn gezicht heen. "Wie is Slinger?", vroeg hij nieuwsgierig. De man keek op, zijn ogen vernauwend. De stilte tussen hen was best ontmoedigend, maar Milo voelde iets tussen hen, iets wat hij nog niet zou opgeven.

"Slinger was een goede knaap, een goede vriend," zei hij met een brok in zijn keel, "je lijkt alleen maar een beetje op hem."

Milo aarzelde; hij leek nooit op iemand. Een slordig uniek rommeltje was hij inderdaad, maar hij leek nooit op iemand. Zeker niet iemand die goed bevriend was met deze oude man. "Ik kende hem van vele jaren geleden. Een nette, moedige Marine knaap."

Milo's hart miste een hartslag, maar hij wist het niet zeker, niet helemaal. Maar misschien, ook al was het maar de kleinste kans, liet zijn instinct hem niet in de steek.

"En heeft deze Slinger ook een naam, meneer?", vroeg hij netjes.

De man keek hem weer aan, van top tot teen voordat hij antwoorde. "Kit. Aaron Kit."

Milo zuchtte van opluchting en zakte neer naar de grond, op zijn knieën. Zijn handen hielden hem amper omhoog; hij had niets gehoord van zijn vader sinds hij acht was en hem en zijn moeder had achtergelaten.

Ze hadden gedacht dat hij dood was. "Dat, dat is mijn- Pa," stotterde Milo verbaasd om hoe het hem zo dicht bij zijn hart greep. Daarna nam de nieuwsgierigheid een kille hand op hem.

"Weet u of hij nog leeft? Weet u waar ik hem kan vinden? Oh meneer, weet u dat?"

De man schudde kalmpjes zijn hoofd, eerst twijfelend, terwijl hij zijn ogen vasthield op Milo, daarna met meer zekerheid. "Alles wat ik weet is dat hij en alle andere bemanningsleden van De Bliksem in de Bermudadriehoek zijn gevaren, jagend achter een of ander schip, om nooit meer terug te keren. Hij is waarschijnlijk dood, zoon. Maak je je er maar niet te druk om."

"Maar je weet het dus niet zeker?", vroeg Milo goedschiks. De oude man haalde zijn schouders nonchalant op. "Er is nog nooit een levend persoon uit de Bermudadriehoek gekomen, jongen. Je vader ook niet."

"Maar je kende mijn vader dus. Hoe was hij?"

De man lachte en rolde met zijn ogen omhoog. "Je hebt zijn doorzettingsvermogen, dat is zeker," lachte hij. "Ik noemde hem altijd Slinger omdat niemand beter met een pistool om kon gaan dan hij.

"Was hij een piraat?", onderbrak Milo, niet heel erg veel gevend voor een al te lang verhaal. De man schudde zijn hoofd. "Je pa was een bemanningslid van de Koninklijke Marine. Hij veroordeelde en vermoord piraten. Dat deed hij."

Teleurstelling flitste over Milo's gezicht, maar hij herpakte zichzelf snel weer, opeens snel denkend aan de ochtend.

"Weet je of we hieruit kunnen ontsnappen?", vroeg hij misschien iets te blij en opgewonden. De man zuchtte zacht, "Zoon, je komt hier vijf jaar te laat. Als er ook maar een kans was om te ontsnappen had ik die nu al wel gevonden."

Milo scande snel de ruimte; helemaal leeg. Behalve...

Behalve het grote raam voor zijn neus. De man sprak tot hem, alsof hij zijn gedachten aan het lezen was. "We zijn meters van de grond vandaan, jongen. Je zou niet eens kunnen springen, ook al zou je afkomen van die vervloekte staven!"

Milo's gedachten gingen van her naar der. Hij snoof en grijnsde. "De staven zullen absoluut geen probleem worden. Als voor de sprong? Laten we zeggen dat ik een idee heb."

De man liet een lachwekkend zuchtje zijn mond ontsnappen en hij keek Milo aan alsof hij het helemaal verloren had. "Wel, als je een plan hebt ben ik er helemaal klaar voor. Ik ben hier nu zo lang dat ik er moe van wordt de hele tijd te slapen in mijn eigen stront!"

"Geen zorgen, meneer. Ik zal u niet teleurstellen." Ook al was dat niet Milo's grootste angst. Zijn angst was die zweep en de geseling. Hij wilde vooral zichzelf niet teleurstellen.

De man keek hem lieflijk aan en glimlachte, bewonderd door zijn vastberadenheid. "Noem me maar Nick, zoon. Om ook die muur neer te breken. We hebben allemaal een vriend nodig in deze gevaarlijke tijden."





The secret of the Triangle - The Broken Compass ChroniclesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu