Hoofdstuk IX

5 0 0
                                    

Het had gestormd die nacht. Een harde storm met harde wind, maar vooral harde regen. Hij had Quint verteld dat hij Nick liever niet wilde achterlaten, maar een schip onderhouden tijdens zo'n storm moest ook een flinke klus zijn. En om tijdens al die wind zomaar vervoer te vinden naar Huize Black en ook nog dat pad af te gaan. Je zou een hele nacht bezig zijn. En iemand zomaar weghalen uit de toren zou ook niet gemakkelijk zijn. Dus tot zoverre had Milo gepiekerd over Nick maar had hij ook gepiekerd over de ochtend. Hij ging ijsberen door de vertrekken heen, negeerde zijn oogleden die met de seconde zwaarder werden en overwoog alles wat er was gebeurd. Hij had zichzelf erbij neergelegd dat hij waarschijnlijk echt alles achter zich zou laten nu, zelfs Nick. En misschien vond hij daar wel zijn vrede in. Ergens rond het midden van de nacht werd zijn vermoeidheid hem toch teveel en had hij zichzelf neergelegen in Quints bed. Het lag heerlijk en het duurde niet lang tot Milo totaal zorgeloos in slaap viel.

----------------------------------------

Die ochtend werd Milo wakkergemaakt door Quint, die hem zachtjes wakker geschud had. Zijn ogen straalde vermoeidheid uit maar op dat moment scheelde dat Milo niet zoveel. Waren ze niet altijd een beetje moe op het schip? En Quint had waarschijnlijk geen goede nachtrust gehad nadat hij zijn bed had afgestaan aan Milo. "We hebben hem gehaald," zei Quint die meteen naar zijn punt kwam waarna er een grote glimlach op zijn gezicht verscheen. Het was alsof Quint zelf nog niet realiseerde wat hij die nacht had uitgespookt. Milo moest even nadenken voordat hij realiseerde waar Quint het over had. Daarna stak de glimlach ook aan op zijn gezicht. "Kom maar," wenkte Quint terwijl Milo ijverig het bed uit klom en snel zijn laarzen aan zijn voeten trok. Milo volgde de kapitein de vertrekken uit, het dek op via een klein trappetje. Daar stond hij; Nicholas Deyes, nog steeds wennend aan de warme zon die op zijn licht gerimpelde huid scheen. "Nick!", riep Milo verblijd uit. Nick draaide zich voorzichtig om en was evenveel verblijd om Milo te zien die als een speelse puppy op hem af kwam rennen. Milo kwam hijgend voor Nick te staan die een zachte hand op zijn schouder legde. "Het is goed je te zien, jongen. Levend en wel."

"Nou, wel zou ik het niet noemen," onderbrak Quint hun reünie snel. Hij was op een rustig tempo achter Milo aangelopen en stond nu achter hem. Er flitste een expressie van begrip over Nicks gezicht. "De geseling?", vroeg hij voor confirmatie. Quint knikte. Milo keek snel naar zijn tenen. Hij was het bijna vergeten. Iedere keer dat hij dacht aan de wonden op zijn rug leek het alsof het meer pijn deed. "Parlaq?", vroeg Nick twijfelachtig. Nu keek Milo wel op. Parlaq? Het leek een vaag woord wat hij ooit in de monden van vreemden had horen vallen, maar zelf had hij geen idee wie of wat het was. En alsof Quint zijn gedachten kon lezen zei hij, "ik leg het je zo wel uit," tegen Milo.

Hij draaide toen naar Nick. "Je mag gerust uitslapen in mijn vertrekken, vriend. Je hebt een lange reis achter de rug."

"En jij dan?", vroeg Nick, duidelijk meer bezorgd over de nachtrust van Quint dan die van hemzelf. "Ik heb nog een praatje te houden met Milo hier wanneer we zo uitvaren."

Nick knikte begripvol en vertrok, met zijn hoofd naar beneden en zijn ogen moe van alle slapeloze nachten, naar de kapiteins vertrekken.

"Wie is Parlaq?", vroeg Milo meteen toen Nick uit het zicht was. Quint lachte en schudde zijn hoofd. "Parlaq is een plek. Een eiland waar veel van ons graag komen."

"Bedoel je," Milo twijfelde voor een moment, "piraten?"

"Zeker. Maar ook mensen die uitgegooid zijn door hun dierbaren of door hun land. Op Parlaq is iedereen een buitenbeentje. Van piraten, naar dieven. Van dieven, naar hoeren. Van hoeren, naar kinderen. Van kinderen, naar priesters," grapte hij.

Quint zag de blik van Milo. De blik van 'waarom-zouden-we-daarnaartoe-gaan-als-iedereen-daar-de-wet-heeft-overtreden?'

"Geen zorgen. Iedereen daar kent me wel, het zijn vrienden! En ik ken er iemand die misschien de juiste benodigdheden heeft om jouw rug goed te verzorgen. Als we namelijk niet snel zijn kan het uiteindelijk gaan ontsteken. De zoute zee kan gezond voor je zijn, maar op dit moment is het maar goed om zo snel mogelijk weer op vaste land te zijn."

"En wat gaan we doen nadat we naar Parlaq zijn geweest?"

Milo draaide zich om en stond oog in oog met Flint die, zo dacht Milo, de tweelingbroer was van Kapitein Quint. Hij had dezelfde, bruine, krullerige haren over zijn gezicht hangen en de zon had bij beiden een kleine tint aangewakkerd. Flint daarentegen, had een duistere en misschien zelfs sombere blik over zijn ogen vallen in plaats van de vrolijke sprankeling bij Quint. Flints haren waren lang en slordig in een staart Ook Quint keek zijn broer aan met dezelfde verassing als Milo. "Je zal het hem uiteindelijk toch moeten vertellen," ging Flint door alsof de blikken van de anderen hem niets deden. "Je wilt hem zeker niet meenemen, zonder dat hij weet wat de gevaren zijn?" Hij leek iets te benadrukken bij Quint die er niet tegenin ging. "Ik was er al mee bezig Flint. Je weet wat moeder altijd zei? Dat je je overal mee bemoeide?", plaagde Quint waarna Flint weer brommend wegliep.

Quint en Milo keken hem na terwijl de kapitein een strakke hand op Milo's schouder legde. "Waar had hij het over?", vroeg Milo terwijl hij de hand negeerde en liep naar de rand van het schip en uitstaarde naar de klamme oceaan voor hem. Quint gaf een vriendelijk knikje aan de stuurman en volgde hem. "Mijn broer denkt dat ik niet het beste voor je voorheb. Hij krijgt snel het idee dat ik iedereen naar een lot stuur waar ze eigenlijk niet willen zijn." Hij keek Milo aan terwijl ook hij over de rand leunde. "Denk jij dat ik het beste met je voorheb, Milo?"

Milo knikte.

"En denk jij dat ik je altijd zal beschermen als dat in mijn kracht ligt?"

Milo knikte opnieuw alleen nu iets meer onzekerder van zijn zaak. Nog nooit was iemand bereid geweest zijn leven te geven voor hem. Niemand behalve zijn moeder.

"Waar gaan we naartoe?", vroeg Milo, nog steeds met een strak gezicht voor zich uit. Quint lachte, "naar Parlaq! Dat zei ik je net, zoon."

"Ik bedoelde daarna."

Het was even stil. Milo wist niet waarom maar probeerde zo goed mogelijk te luisteren naar Quint's ademhaling. Misschien zou hij daar zijn antwoord in vinden. Quint verschoof en draaide zich om, nu met zijn rug tegen de rand, kijkend naar zijn bemanning. "De zee is vervloekt," zei hij vervolgens.

Nu keek Milo wel op, zijn gezicht vol verassing. Hij had het gevoel dat hij geen antwoord kon geven maar toch wilde lachen. Vervloekt? Was dat zeemanspraat? Maar voordat hij zijn mond kon opentrekken ging Quint verder. "Het is al een tijdje zo. Schepen die op mysterieuze wijze verdwijnen, zeemansliederen die onder vreemde en verdachte omstandigheden terugkomen." Hij bleef even stil waarop hij nog wat zachter zei, "zeemonsters."

Hierop slaakte Milo dan wel weer een lacherige kreet. "Zeemonsters? Maar dat zijn verhalen! Sprookjes voor de kinderen!"

De kapitein keek hem met sombere ogen aan, Milo zag nu pas hoe moe hij eigenlijk eruit zag. "Het is helaas wel waar," ging de kapitein door, "ik heb ze zelf gezien. Bijna heel mijn bemanning heeft het gezien. Grote, nee, reusachtige tentakels die oprezen uit de zee. Ze sloegen neer op alle dichtstbijzijnde schepen. Gelukkig waren we nog op veilige afstand en waren de meeste van ons ongedeerd ontsnapt."

"Meeste?"

Quints ogen trokken zich met moeite los van die van Milo en keek naar zijn voeten. Milo schuifelde wat op zijn voeten en ging door met het kijken naar de stille zee. Het was een gevoelig onderwerp, maar toch leek het te onmogelijk om te geloven. Zeemonsters? Victor zou hem uitgelachen hebben als hij ook maar een beetje dit verhaal zou geloven, hem herinneren dat hij een niemand was.

Om hen heen was de gehele bemanning bezig; druk met het schoonmaken van het schip, de masten aanpassen en de stuurman stond bij het roer. Hij hoorde Quint voor zichzelf lachen terwijl hij een hand op Milo's schouder sloeg. "Gelukkig zijn we daar nog niet, kleine man. In de tussentijd kun jij je prima bezig houden met je taak."

"Mijn taak?", vroeg Milo enthousiast.

"Tuurlijk! Jij gaat het dek schoonmaken!"


The secret of the Triangle - The Broken Compass ChroniclesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu