Hoofdstuk VIII

9 0 0
                                    

Druppel. Druppel. Druppel. Het regende buiten pijpenstelen maar het enige wat Nicholas kon horen, was het dak wat lek was en zo druppel voor druppel naar beneden kwam vallen op de koude, stenen vloer. Het jongetje was vanochtend weggenomen. De zoon van Aaron. Een klein jongetje was het zeker, klein voor zijn leeftijd dan en Nick kon bijna niet denken aan hoe de geseling was gegaan voor hem. En waar hij nu was. Vaak werden gevangenen gegeseld en nog een week in de toren gegooid, maar Milo was niet teruggekeerd. Het voelde weer zo eenzaam als voorheen; hij had niet zo vaak gezelschap. En hij mocht het kereltje wel. Misschien was hij wel gestorven, dood van de pijn en vermoeidheid. Dood van bloedverlies. Hij zou niet de eerste zijn.

Of misschien had de vrouwe hem gratie verleend. Misschien had ze hem vergeven en had ze hem nooit gegeseld. Maar hij voelde het in de lucht. Hij voelde het in de sfeer van het huis. Zelfs de wachters van de toren waren veel te snel op hun tenen getrapt. En dat waren ze alleen wanneer de vrouwe erg, erg boos was.

Hij kon niets doen. Hij was ergens rond de middag naar de deur gekropen en had door de deur geschreeuwd; vragend wat er met Milo was gebeurd. Maar het enige wat de bewakers loslieten waren harde klappen op de deur die hem dwongen te zwijgen.

Ze zon was aan het ondergaan, althans, dat dacht hij. De wolken stonden zo dik bij elkaar verpakt in de lucht dat hij het niet met zekerheid kon zeggen. Hij baalde er altijd van, wanneer hij de lucht niet goed kon zien. Het was altijd het enige wat hem verbonden hield met zijn oude leven. Het bestuderen van de sterren en naar de wolken kijken met zijn nu overleden vrouw.

Druppel. Druppel. Druppel.

Hij wreef over zijn warrige baard. Hij voelde de sfeer hevig. Een sfeer die hij echt al tien jaar niet meer had gevoeld. En de hoop van die sfeer borrelde langzaam in hem op. De hoop dat het jongetje was ontsnapt van het huis. Weg was gegaan. Iets gedaan had waardoor de vrouwe compleet uit haar slof was geschoten.

Vier kloppen op de deur zorgden ervoor dat Nick uit zijn gedachtes werd gerukt. Hij had niet heel veel om zijn aandacht aan te geven en het scheelde hem allemaal niet meer zo veel wat er zou gebeuren. Maar nu- nu was dat een heel ander verhaal. "Kom binnen," zei hij sarcastisch.

De grote deur werd geopend en een lange man met stuntelige benen kwam binnenlopen. Hij had een klein, zwart baardje en had zijn huid op een particuliere manier wit geverfd met wat broche op zijn wangen. Op zijn neus had hij een klein, rond brilletje geplaatst en zijn outfit vertelde dat hij uit Frankrijk kwam. Zijn huid was zachtjes door de zon getint en hij droeg een witte pruik op zijn hoofd; betekenend dat deze meneer van hoog belang was of misschien dienaar van iemand van hoog belang. De man keek op hem neer en snifte. "U zijt met mij mee te komen, meneer Deyes. U zijt gekocht door Monsieur de uh- Sacré bleu en u zult hem dienen voor de rest van u leven, mocht de heer dat willen."

Er viel een stilte en Nick verroerde zich niet. De man keek hem geïrriteerd aan, bijna alsof hij haast had. De twee bewakers stonden nog steeds in de deuropening, luisterend naar elk woord dat ze zeiden. "Ons vervoer vertrekt over enkele minuten en ik verzoek u om met mij mee te komen," zei de man, "nu."

Een kleine glinstering in de ogen. Een sprankeltje van herkenning. "Staat op, meneer Deyes."

Nick grijnsde en keek zijn oude vriend, Quint, in de ogen aan. "Met plezier," antwoorde hij waarna hij opstond en Quint volgde uit de zolderkamer.

Hij was al zeker langer dan tien jaar in die kamer, en om het te verlaten voelde bijna pijnlijk. Alsof hij de plek zou missen. Hij wist dat hij niet meer zou terugkeren naar hier. Alle tekeningen die hij zelf op de muur had gekrast met zijn eigen nagels tot op het bloed van zijn vingers. De manier waarop hij vanuit zijn hoek altijd een goed zicht had over de maan. Quint knikte de bewakers goedendag en leidde Nick de trap af, door de gangen heen van het huis.

Ze kwamen hier en daar wat mensen tegen, voornamelijk dienaren, die vooral Nick erg verbaasd aankeken. Alsof ze een geest zagen. De kok liet zelfs een van zijn porseleinen borden vallen toen zij voorbij liepen. Nick volgde Quint door de gangen, vooral door de kleine, waar de dienaren en de mensen niet zoveel waren. Nick was vooral verrast dat Quint nog precies de weg wist door het hele huis heen. Al had hij ook nog zo zijn vragen over waar hij zijn hele outfit vandaan had getoverd. Nick strompelde langzaam naar voren zodat hij langs Quint kon lopen. Quint, dat kleine kereltje van al die jaren geleden. Hij was net volwassen toen hij hem voor het laatst had gezien. En nu was hij hier. Maar waarom? En waarom alles riskeren voor hem? Quint wist als geen ander hoe gevaarlijk het was om het huis van de vrouwe binnen te komen. Of eruit. Nick opende zijn mond om een vraag te stellen, maar Quint stak zijn vinger omhoog. Zeggend dat hij beter nog kon zwijgen. Ze konden niets riskeren. Niet nu. Niet binnen.

Ze sloegen de bocht om naar links en Nicks hart ging bijna naar zijn keel. Quint botste hard tegen een jongetje aan, met pikzwart haar en nette kleding over zijn lijf. Victor, raadde Nick. Quint verstijfde ook, niet gedacht dat hij hier de jongeman zou tegenkomen. Victor keek de twee verdacht aan. "Wat doen jullie hier?", eiste hij te weten. Quint zette vooral zijn gezicht en gedachten weer op scherp en veranderde weer naar een Franse dienaar. "Ik begeleid deze slaaf naar buiten om hem te brengen naar mijn meester," antwoorde Quint met volle overtuiging. Ze waren er bijna, bij de achterdeur. Daar was vast iemand hen aan het opwachten. "Ik geloof je niet," concludeerde Victor.

Quint beet op zijn tanden. "Dan doet u dat niet, jongeman. Maar ik heb een grote haast momenteel en ik zou het erg fijn vinden als u even aan de kant wilde. We zijn al te laat voor onze volgende afspraak."

"Jij bent niet de baas over mij," zei Victor met opgeheven kin, "en je kunt die oude vent helemaal niet meenemen. Zijn straf is nog niet over."

"En dat is allemaal al geregeld met uw moeder," antwoorde Quint voorzichtig. "Mijn moeder heeft het veel te druk voor mannen zoals jij. Wie denk je wel niet dat je bent?"

"Een klein kereltje die zich overal teveel mee bemoeit."

De stem kwam van achter Victor. Victor draaide zich rap om maar kreeg een harde klap in zijn gezicht van Flint die daarna Quint en Nick verwachtingsvol aankeek. Zij keken hem dan weer aan met verbaasdheid, Quint meer met irritaties en boosheid. Dit ging niet volgens plan.

Flint haalde zijn schouders op en keek naar het roerloze lichaam op de grond. "Jullie deden er zo lang over."

Hij wenkte en de drie mannen glipten snel verder naar de achterdeur; gelukkig genoeg kwamen ze niemand meer tegen. De frisse lucht voelde heerlijk aan voor Nick. Maar hij wist dat hij nooit te vroeg moest juichen. Zo lang hij niet met zijn voeten op een schip stond, was hij nog niet weg uit de klauwen van Hoysternia. En ze moesten eerst nog met de koets terugreizen naar Weymouth haven. De regen spetterde neer op ze allemaal. Het was goed dat het regende en dat het zo donker was; niemand zou ze goed kunnen zien en het was het beste weer wat ze konden gebruiken op dit moment. Quint wreef met zijn hand op zijn voorhoofd, alle verf uitsmeren die erop zat en zuchtte. Hij dacht terug aan Victor. "We gaan hier zo erg spijt van krijgen."

Flint grijnsde, "Als je dan toch in de problemen komt als je iemand slaat, kun je ze net zo goed meteen hard slaan. Vooral wanneer ze het verdienen. Ik wil wedden dat dit joch de reden was het kereltje op het Kompas zo graag weg wilde."

Er rinkelde een belletje in Nicks hoofd. "Bedoel je Milo?"

Quint draaide zich om en knikte. Hij is bij ons, Nicholas. Hij is veilig. En binnenkort, zijn we dat misschien allemaal."

Flint lachte, misschien iets te luid maar het werd snel gedempt door de regen. "Als je veilig wilde zijn Quint, waarom in Gods naam ben je een piraat?"



The secret of the Triangle - The Broken Compass ChroniclesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu