Hoofdstuk 28

92 6 1
                                    


Chantal

Na een zeer saaie maaltijd begint het bal. In het midden van de zaal wordt door meerdere nobele gedanst op muziek van een orkest. Net als de rest van de mensen aan de tafel van de leiders ga ik ook maar naar de menigte. Ze houden nog steeds hun afstand van me, hoewel sommige wel open staan. Na een tijdje heb ik iemand gevonden die wel bereid lijkt te zijn om met me te praten. Het is een vrouw in een geheel zwart uniform. Ze heeft laarzen die tot haar knieën komen, een broek die uit de laarzen komt en een shirt dat over de rand van de broek valt. Het zwart wordt in contrast gezet door het gouden stiksel en de blauwe gespleten mantel met gouden randen. Als ik langskom valt mijn oog op haar. 'Goedenavond, ik ben Chantal. Mag ik vragen naar jouw naam?'

De edele vrouw pakt de randen van haar mantel en gaat kort door haar knieën. 'Goedendag, Chantal. Mijn naam is Sira de Selari. Je mag me Sira noemen.'

Ik kijk de elf aan. 'En wat is jouw baan, Sira, dat je uitgenodigd wordt voor een hoogstaand bal zoals dit? Want kledingstukken zoals dat zijn niet bepaald goedkoop.'

Sira kijkt naar beneden en dan weer naar mij. 'Ik ben de beste wapensmid in deze stad. Wapens en harnassen. Als het van metaal is dan maak ik het. Ik heb zes smeedovens door de hele stad heen staan. Allemaal bemand door de beste smeden die er zijn. De meeste harnassen, ik dacht voor vanavond alle harnassen, die de elven dragen zijn door mij ontworpen. Maar ik kan me niet herinneren dat ik ooit een harnas zag dat er in de verste verte uitziet als jouw harnas. Waar heb je dat vandaan?'

Zo beknopt mogelijk leg ik uit waar mijn harnas vandaan komt. Als ik klaar ben met de uitleg vraag ik of zij de smeedovens gekregen heeft van haar ouders. Ze reageert boos. 'Ik ben niet zoals die opgeblazen leeghoofden hier! Ik heb voor elke smidse hard moeten werken! Deze handen zijn niet voor niets zo groot en gespierd!'

Ik kalmeer haar zoveel mogelijk. 'Het was niet mijn bedoeling om je te beledigen. Ik ben het eerlijk gezegd wel een beetje met je eens. Iets dat je wel zag toen ik wilde vertrekken.'

Sira kijkt bedachtzaam. 'Wilde je echt vertrekken? Alleen maar omdat de wapenmeester van de stad zo reageerde op jouw kledingkeuze?'

Ik kijk naar de deur. 'Eigenlijk wel. Ik ben niet zo gesteld op opgeblazen types en hun oordelen over andere. Die optie ligt nog steeds op de tafel trouwens. Ik ben sterk genoeg om de meeste wezens alleen te verslaan en heb zes draken, waarvan eentje onsterfelijk, die me daarbij goed kunnen helpen. Dan heb ik geen idiote edelman nodig die mij afzeikt alleen maar omdat ik graag een drakenharnas draag.'

Ik voel dan een klap tegen mijn rug. De wapenmeester fluistert in mijn oor. 'Ik heb je wel gehoord, en dit is mijn wraak op jou. Omdat je mij voor schut zette.'

Ik draai me snel om en geef de wapenmeester een knal voor zijn hoofd met mijn vuist. Dan trek ik mijn zwaard, ga op zijn rug zitten en trek zijn hoofd aan zijn haren naar achteren. Ik leg mijn zwaard tegen zijn keel aan en fluister in zijn oor. 'Heb je nog een laatste wens?'

Een woedende stem klinkt door de zaal. 'Wat gebeurt daar? Wie is mijn bal aan het ruïneren? Wie zijn hier aan het vechten?'

De leider komt weer tevoorschijn. Hij ziet mij op de rug van de wapenmeester zitten. 'Wapenmeester! Ik had je nog gezegd om uit haar buurt te blijven! Waarom ben je hier?'

Sira trekt het mes van de wapenmeester uit mijn harnas en overhandigt het aan de leider. 'Hij was niet alleen uw orders aan het bevechten, maar probeerde Chantal te vermoorden. Haar ongelooflijke harnas zorgde ervoor dat het mes geen schade kon veroorzaken.'

De leider kijkt naar de wapenmeester. 'Is dit waar? Probeerde jij een gast, waar wij nog mee aan het onderhandelen waren, te doden?'

De wapenmeester probeert mij van zijn rug af te gooien. Gelukkig is mijn grip stevig en mijn zwaard dicht bij zijn keel. De wapenmeester zucht. 'Omdat die rat van een smid haar mond niet kan houden moet ik helaas bekennen dat ik inderdaad probeerde haar te vermoorden, en de smid erbij.'

De leider kijkt naar mij. 'En jij was zeker aan het praten met de smid toen de wapenmeester besloot om een grafkist voor je te vinden?'

Ik kijk vluchtig op. 'Dat klopt. We hadden het over wapens, harnassen en oordelende hoge piefen die andere geen kans geven zich te bewijzen, zoals dit stuk vuil hier dat ik graag een kopje kleiner maak.'

De leider vertrekt zijn mond in een bedachtzame trek. 'Tja, ergens heb je gelijk. Een aantal elven hier hadden meteen een oordeel over je klaar liggen omdat je in een harnas op kwam dagen. Wij elven moeten progressief worden. We moeten verandering omarmen. We moeten niet vergeten dat het vier meiden zijn, en geen jongens, die als eerste komen om ons te bevrijden. Dat het meiden zijn die de economie weer op gang brengen. Dat het meiden zijn die de draken bereiden, en ze niet vermoorden. Het is niet de angstige en terughoudende die de grootste voortgang krijgt. Die eer gaat naar de vooruitdenkende dromer. De vechter. Het zijn ook niet de bangeriken die de mode zetten, want dat zijn de moedige. Bedenk dat maar.'

De leider knipt twee keer met zijn vingers. Vanaf de deur komen twee wachters aanrennen. De leider wijst naar de wapensmid. 'Gooi dat in wapens handelende stuk vreten in de cel. Ik wil hem de komende weken niet meer zien.'

Ik stap pas van de wapensmid af als de wachters hem stevig vast hebben. Dan vraagt de smid weer wat aan me. 'Hoe kan het dat zijn betoverde mes niet door het harnas kwam? Het zou door elk normaal harnas heen komen.'

Ik lach. 'Dit harnas is ook betoverd. Zolang als ik het aan heb kan niks door mijn harnas heen komen. De magie is erg sterk, want er is nog niks door heen gekomen.'

Het FantasiespelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu