Proloog

112 4 0
                                    

De nacht viel en ik rende als een gek naar buiten. De schaduwen zaten me achterna, ik wist het zeker. De volle maan gaf de koningstuinen een enge schijn en alle kleuren van de diverse tropische planten verdwenen. Met mijn wapperende mantel achter me aan ren ik naar de stallen en neem mijn trouwe paard ter hand. Ik moest vluchten, naar waar maakte niet uit maar zo ver mogelijk van deze plek. Ik zie de schaduwen tegen de rand van het kasteel opklimmen. Hun enge vormen jagen me angst aan en mijn paard voelt de adrenaline die door mijn aderen stroomt. Hij draaft extra snel de nacht in. Richting de volle maan. Ik weet niet wat ik moet doen. Sinds de vorige volle maan volgen deze figuren me op de voet. Ik denk dat het te maken moet hebben gehad met die ene dag. Een paar maanden geleden kwam er een vreemde vrouw op bezoek. Ze was gehuld in een zwarte mantel en haar gezicht was verborgen. Ze vroeg naar eten maar ik weigerde haar iets te geven. Ze hief haar hoofd op en zei me dat dit me nog zou achtervolgen. En niet alleen ik, maar al mijn nakomelingen. En nu ben ik haast nooit alleen en tijdens de volle maan komen ze op. Ze wachten me op achter een hoekje. Gniffelend. Mijn hofhouding verklaart me gek en mijn eigen ziel denkt hetzelfde over mij. Ik kan hier tijdens de volle nachten niet meer blijven. In het algemeen niet. Ik weet niet wat ze met me van plan zijn. Mijn ziel overnemen? Zoeken naar mijn goud? Ik herken het einde van de tuin en ren het bos in. Ik trek mijn boog al strak en richt naar elk geluid dat ik hoor. Een kabbelend riviertje is daar een van. Mijn paard steigert bij de sterke stroming en ik verplicht hem over te steken. Maar hij weigert en ik val met een enorme kracht op de oude aardeweg. Help me, schreeuw ik. Mijn been was gebroken en ik zag hoe mijn paard er angstig van door ging. Mijn boog was bij het riviertje gevallen. Het was voorbij hoor ik een stemmetje in mijn hoofd zeggen. Het was voorbij. De schaduwen klimmen de bomen op en worden steeds groter. Ik hoor weer hun gegniffel. Ik kruip verder, richting het riviertje in de hoop dat ik daar veilig zou zijn en mijn boog kon te pakken krijgen. Maar met mijn been raak ik amper verder. Ik voel hoe ik verder drijf in de modder. Ik schreeuw het hele bos bij elkaar en negeer de pijn. Plots hoor ik een geschreeuw. Een schim komt op me af en ik voel een enorme schram op mijn been. Ze vielen me aan. Ze vielen me verdorie aan. Weer een wonde erbij. Het bloed liep van mijn arm af en ik bereik bijna het riviertje. Ik grijp naar de boog en richt naar de boom waarop ik een schim zie. Maar als ik mijn pijl afschiet en de boom raak, kijkt de schim gewoon verward. Ze zijn onverslaanbaar. Ik schreeuw weer wanneer ik weer een bijt voel. Hun tanden doorboorden mijn huid als een zwaard maar ik geef niet op. Ik schiet weer een pijl af maar het hielp niet. Ze waren te sterk. In de verte hoor ik gedraaf van een paard. Ik hoopte dat het mijn paard was die de weg kwijt was. Maar het was een struikrover. Hij hield een zak op zijn rug en een lantaarn met een kaarsje in zijn andere hand. Zijn paard, zo zwart als de nacht, stopte net voor mijn kreunende lichaam. Zijn baasje kijkt me verward aan en springt van zijn paard af.

'Wie bent u en wat doet u in het midden van dit bos? Al schreeuwend nog wel'.

'Help me, lieve heer, ik ben de koning'. Ik schreeuw opnieuw. Ze blijven me bijten. Waarom ziet deze man de schimmen niet?

'U bent gek zeg ik u! Een heks!'

'Ik geef u bakken goud als u me helpt, ik smeek het u'. Hij kijkt me twijfelend aan als hij de wonden ziet. Ik bleef hopen dat hij iets ging zeggen.

'Oké, maar u gaat geen goede toekomst tegemoet als u hier tegen me staat te liegen'.

Maar ik antwoord niet meer en voel hoe ik op zijn paard wordt geladen. Daarna niets meer. Ik voelde de koude door mijn lichaam stromen en knipperde met mijn ogen. Een wazig beeld werd geleidelijk aan duidelijker en ik merkte dat ik verre van thuis was. Een straat zonder keien, maar een soort van zwart spul. Vreemde koetsen reden met enorm veel geluid voorbij en de mensen...waren zo anders. Ik kruip recht en veeg de modder van me af. Waar waren de vrouwen hun jurken? De paarden? Ik zie flikkerende toestelletjes in hun hand en wanneer iemand voorbij loopt, vraag ik wat het is. Maar het enige antwoord dat ik krijg is een vreemd gezicht. Weer probeer ik iemand tegen te houden, maar de vrouw laat een gele koets stoppen en vertrekt zonder om te kijken. Kennen ze hier niets van etiquette? Een brunette wandelt voorbij en ik grijp mijn kans.

'Mevrouw, mag ik vragen welk jaar het is?' Ik krijg eerst een vies gezicht maar ze besluit toch te antwoorden.

'2014, kom je van een andere planeet ofzo?' Ze wandelt meteen weer door. Deze mensen hebben zo te zien geen tijd voor een bal of een thee partijtje. Maar voor ik kon vragen waar ik was, voelde ik de modder weer onder mijn schoenen en de volle maan. De schimmen waren verdwenen, net als de ruiter. Ik wandel terug naar mijn kasteel. Dit ging ik uitvissen. Hoe lang het zou duren, hoeveel generaties er nodig waren maar die oude vrouw, die ging ik vinden.

AngeliWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu