Al lopend door de dalen waar ik heen wens te gaan kijk ik uit naar iets.
Ik weet wat ik wil maar woorden die doen niets.
De zon schijnt ver weg van mij vandaan.
Maar ik voel hem hier bij mij.
Hij wil licht en donker en creëert contrast in het leven, het is vrij.
Maar licht is gebonden aan al het ander. Zonder het ander geen licht, geen schaduw, geen warmte, niks.
Als het licht niet gebonden was, wat dan?
Als het ander verdween, wat dan?Ik voel de lentewind door m'n vingers glippen.
De vlagen strelen mijn handpalmen zacht en verkoelen mijn lippen.
De wind waait voor iedereen, de wind is niet gebonden.
Tot het ander komt, dan moet hij stoppen.
Want de wind waait voor iedereen, maar wijkt voor menigeen.
Ik vraag me af wat die windvlagen konden toen de anderen nog niet bestonden.
Wat zou het willen vormen als het niet vast zat aan de rest.
Wat zou het willen doen als het ander het niet had verpest.Het land waar ik zou willen zijn doorkruisen.
De geur van absolute verademing in mijn neus.
Was ik maar op die plek.
Was er maar zo'n plek voor mij.
Want er is enkel het ander.
De prikkelende buitenwereld van nu.
Wat voel ik daarbij?
Het oerwoud van de mens is een hel op zichzelf.
En dan ook nog het ander.
Dat ander.Ik zou een God willen zijn voor enkel een moment.
Om alles weg te vagen wat ik ben gewent.
Ik zou een God willen zijn al is het maar even.
Om een nieuwe werkelijkheid te weven.
Waar het licht kan zijn waar het wil.
Waar de wind waait voor zichzelf.
En waar ik immens verlucht zonder de herrie kan genieten van complete rust.Als God wens ik dan een wereld zonder het ander.
Ik vaag het ander weg van deze plaats.
Ik haat het ander, maar kan niet zonder het ander.
Ik hou van het ander, maar wil zonder het ander.
Als het ander er niet was, was alles beter.
Als het ander er niet was, was alles dan beter?
Kan alles beter?
Moet alles beter?Ik kijk in de ruit van een voorbijflitsende trein.
Ik zie het ander.
Ik loop naar binnen, naar de ander.
Maar er is geen ander, alleen ik.
Ik kijk de ruit door naar het perron.
De trein rijdt weg maar ik zie nog steeds de ander.
Want die anderben ik.