Hoofdstuk VIII : Levensverhalen

237 29 1
                                    

    "Waar zouden we eens heen gaan?" vroeg Dylan. We liepen met onze armen ineen gehaakt, omdat dat gemakkelijker was voor hem. Hij had ook uitgelegd dat hij enkel een blindenstok gebruikte als hij alleen op stap was; hij wandelde bij voorkeur zonder.

    Tijdens het middageten had ik meneer Gillhard leren kennen. Gisteren was hij pas laat thuisgekomen, maar vandaag hoefde hij niet te gaan werken. Dylan leek veel op zijn vader, uiterlijk en innerlijk. Door naar de ogen van zijn vader te kijken, kreeg ik ook een idee van hoe de zijne er vroeger uitgezien moesten hebben.

    "Wat dacht je van het park?" antwoordde ik.

    "Klinkt goed," zei hij.

    Het park was zonder twijfel een van de mooiste plekjes in de buurt. Er was een grote vijver waar eendjes in zwommen, bomen van allerlei soorten en maten, kleine dieren zoals vogels en eekhoorns en overal stonden houten bankjes om op te zitten. Dylan en ik namen eentje onder een dikke eik, zodat we konden genieten van zijn koele schaduw.

    "Ik hou van deze plek," zei Dylan. "Zo rustig en kalm."

    "Ja," beaamde ik.

    Een tijd lang zwegen we en luisterden alleen maar naar de natuur.

    "Dus..." begon Dylan. "Hoe komt het dat je geen vaste slaapplaats hebt?"

    "Geloof je niet dat ik weggelopen ben van huis?" vroeg ik.

    "Je lijkt me verstandig genoeg om niet zomaar weg te lopen. Er is vast een goede reden voor," zei hij.

    "Nou... meer dan één reden, maar daar hangt een lang verhaal aan vast," zei ik.

    "We hebben tijd zat," zei hij. "En als jij je levensverhaal vertelt, zal ik het mijne ook vertellen."

    "Jij mag beginnen," stelde ik voor. Dan kan ik ondertussen nadenken hoe ik mijn freaky verhaal precies ga verwoorden, voegde ik er in gedachten aan toe.

    Dylan haalde diep adem en begon te vertellen. "Toen ik zo'n dertien jaar oud was, speelde ik in een kleine voetbalclub. De trainingen duurden vaak tot laat in de avond. Omdat ons huis maar enkele straten verder lag, ging ik altijd samen met een vriend met de fiets naar huis. Op een dag was die vriend ziek -- hij had de griep of zoiets -- en ging ik dan maar alleen. Via de route die ik volgde passeerde ik altijd langs een cafeetje en normaal gezien zaten de meeste mensen binnen, maar die avond niet. Enkele dronken mannen liepen midden op straat, met elk wat flessen in hun hand. Ik probeerde ze te ontwijken, maar ze liepen schreeuwend naar me toe en hielden me tegen. Daarna wilde ik nog weg rennen, maar ze trokken aan mijn armen en lieten me vallen. Ik was doodsbang op dat moment."

    Door mijn veel te levendige verbeelding kon ik me zijn situatie al even angstaanjagend voorstellen als het klonk. Ik huiverde.

    "Ze lachten en zeiden dingen die ik niet verstond en ik spartelde als een gek, maar ze lieten me niet los. En toen sloeg iemand met een bierfles in mijn ogen. Het enige wat ik me er daarna nog van herinner, is de helse pijn van de scherven in mijn ogen en gezicht. Achteraf hebben mensen me verteld dat een getuige de hulpdiensten heeft gebeld. De dronken mannen werden meteen gearresteerd en ik werd naar de spoedafdeling gebracht, maar het was natuurlijk al te laat. Sindsdien ben ik blind."

    Ik keek naar zijn gezicht en zag kleine littekens die me daarvoor nog niet opgevallen waren. Zijn verhaal maakte me bijna aan het huilen, alleen al door het te horen. De manier waarop hij het mee gemaakt had, moest wel honderd keren erger zijn geweest.

    "En hoe... hoe gingen jij en je familie ermee om?" vroeg ik.

    Hij boog zijn hoofd een beetje. "Ik had veel pijn en was er kapot van. Gelukkig was mijn familie een grote steun. In die tijd is onze band onbreekbaar geworden. De grootste klap kwam eigenlijk pas daarna, na alle commotie en drama. Dan pas drong het tot iedereen door dat het permanent was."

Geketend in IllusiesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu