Beoordeling ronde 1 opdracht 2 - helskabaal

20 4 6
                                    

helskabaal

Met een blik die alleen maar beschreven kon worden als 'natuurlijk heb ik dat weer' staarde ik naar de schoolbus. Of tenminste, wat er over was van de bus. (Goed begin!) Eén keer - echt één keer verdorie - (Je spelling klopt hier. Knap gedaan! Er zijn een hele hoop mensen die 1 zouden hebben neergezet. Het enige wat ik hier zie zijn je streepjes. Je hebt een kort streepje (-) gebruikt, terwijl er een lang streepje (–) hoort) besloot de school dat we op 'schoolreisje' mochten en kregen we ervoor ik terug? (Je hebt hier per ongeluk twee door elkaar gegooid, namelijk 'Wat kregen we ervoor terug?' of 'en dit kreeg ik ervoor terug?'. Nu is het een mooie mengeling van beide zinnen.)

Een schamper lachje verliet mijn keel terwijl mijn ogen over de bus gleden. Nog altijd hetzelfde (dezelfde) witte kleur die hij eerst gehad had ook de rode letters op de zijkant was hij niet verloren. In de bus konden we nog altijd stoelen zien staan en het bagageruim stond wagenwijd open. Onze tassen waren weg, maar dat was nog niet eens het enige wat verdwenen was. (Hier zit een mooie opbouw in. Eerst vertel je wat er nog wel is en dat klinkt heel normaal. Het is natuurlijk heel erg dat de tassen allemaal weg zijn, want daar zitten natuurlijk alle spullen in en dat is dan nog niet eens het enige wat is verdwenen.)

Mijn ogen gleden maar de onderkant van de bus, waar normaal ('gesproken' klinkt hier net iets mooier tussen) wielen zouden moeten zitten, maar waar nu slechts vier gapende gaten zijn. Op de plek waar het wil (Typfoutje. Het had 'wiel' moeten zijn) had gezeten, lag nu een dikke, rode kater. (De kat!) Het zat waarschijnlijk alleen in mujn (Jammer, weer een typfoutje. Het had 'mijn' moeten zijn) hoofd, maar ik kon zweren dat de kat naar ons liep te grijnzen.

Iemand had onze wielen gestolen. (Oeeh we hebben een wielendief! Ik verdenk de kat.) De hele bus stond er nog, maar mijn wielen waren weg. Naast mij hoorde ik andere leerlingen mompelen, een meisje snikte zachtjes aangezien ze blijkbaar haar telefoon in haar tad ('tas') had laten zitten. (Tja, je moet ook nooit je telefoon in een tas doen die het bagageruim ingaat. Altijd in je handbagage als je hem niet wilt verliezen.) Geërgerd gaf mijn geschiedenisdocent een schop tegen de bus en een gefrustreerde schreeuw ('verliet' of 'kwam uit'. Nu loopt de zin niet helemaal lekker) zijn mond.

De kat miauwde alwetend, met een soort urgentie in zijn stem die alleen maar beschreven kon worden als menselijk. Weer zag ik die vage grijns op zijn gezicht verschijnen. Konden katten überhaupt grijnzen? (Ik vind dit stukje echt geweldig. Ik verdenk nog steeds de kat als wielendief)

Ik wist niet waarom, maar ik kon mij niet eens focussen op dat wat er om mij heen gebeurde. Die kat bleef mijn aandacht trekken. Steeds weer als het hoge geluid de kat verliet, leek het anders te klinken. Een toon in de het geluid die gewoon bijna menselijk was. Een toon die ik herkende. (Knap gedaan. Op dit moment gooi je er wat spanning en meer diepgang in.)

Mijn voorhoofd vormde zich in een frons en met een vragende blik op mijn hoofd, (de komma had je hier weg mogen laten) deed ik een stap dichterbij de kat. Een zwarte pluk haar viel voor mijn gezicht toen ik mij voorover boog om de kat beter te kunnen bekijken. Mijn ogen vernauwden zich tot spleetjes en langzaam probeerde ik mijn hand dichterbij de kat te brengen. Haar rode vacht in diep contrast met mijn bruine. (Mooi dat je hier pas was details over de hoofdpersoon het verhaal in gooit. In de stukjes hiervoor miste ik het niet echt, maar nu helpt het wel een beter beeld te vormen bij het verhaal. Het is ook niet op een cliché manier gedaan. Knap!)

Op het moment dat ik de kat bijna op haar kopje kon aaien, stond de kat op en schudde deze haar kop. Ze draaide zich om en liep weg bij de bus. Verbaasd keek ik haar na en klaar om mijn vreemde gevoel te negeren, wilde ik bij mijn vrienden gaan zijn (deze zin loopt niet helemaal lekker. Ik had 'staan' gebruikt aan het eind.). De kat was echter gestopt met lopen en leek wel te gebaren alsof ik hem moest volgen.

"What the...?" mompelde ik zachtjes.

Even keek ik achterom. Mijn klasgenoten hadden zich in groepjes opgedeeld en stonden geanimeerd te praten over onze vermiste spullen (geanimeerd praten wordt over het algemeen gebruikt in positieve zin. Het betekent ook wel vrolijk of energiek. Ik kan me niet voorstellen dat ze positief en vrolijk praten over hun spullen die weg zijn. Eerder dat het complete chaos is.). De opgewonden stemmen van mijn klasgenoten galmden door de garage, waar naast onze bus nog drie bussen stonden. Allemaal mét hun wielen. De geschiedenisdocent stond in een hoekje te bellen. Zijn haar in de war en zijn gezicht knalrood. In de deuropening van de bus zat de bestuurder, haar gezicht tussen tussen (een dubbel woord. Je mag zelf kiezen welke "tussen" je weg moet halen) haar handen en een gefrustreerde gezichtsuitdrukking.

Niemand zou merken dat ik weg was, iedereen was toch te druk bezig met de verdwenen wielen.

Weer keek ik naar de rode kater, die nog steeds braaf op zijn plek stond te wachten tot ik hem zou volgen. Dit sloeg nergens op, bedacht ik me terwijl ik achter de kat aan begon te lopen. Waarom was ik in hemelsnaam een kat aan het volgen? Waarom vond ik deze kat überhaupt zo verdacht? Het was een kat. Wat kon er nou mis zijn met een kat? (Mooi dat we op dit moment meer te weten krijgen over de hoofdpersoon van het verhaal door dit kijkje in haar gedachtes. Ik verdenk de kat ook. Een kat die haast menselijke trekken vertoont en verdwenen wielen? Jawel hoor, dat is sowieso onze wielendief.)

Schuddend met mijn hoofd liep ik de garage uit. Zoals voorspeld had inderdaad niemand gezien dat ik de ruimte had verlaten, zelfs mijn vrienden niet. Lekkere vrienden, dacht ik schuchter (een ander woord had hier beter gestaan. Schuchter betekend ook wel ietwat verlegen, timide of schichtig. Ik denk dat je zoiets niet op die manier denkt, maar eerder met woede of verdriet of gelatenheid.), terwijl ik de kat verder volgde een steeg in.

Langzaam aan begon ik mij meer op mijn hoede te voelen. De steeg stonk naar urine en de penetrerende (hier had 'penetrante' beter gestaan) geur van uitwerpselen drong mijn neus binnen. Afval dat te lang in de zon had gelegen, lag aan weerszijden van de steeg en de muren waren beklad met tags en andere graffiti. Kippenvel verscheen echter op mijn rug toen ik aan zag wat er aan het einde van de doodlopende steeg lag. (Mooie spanningsopbouw!)

Het waren onze banden, stuk voor stuk lekgeprikt. (Hier ben je een beetje inconsistent. Eerst vertelde je dat de wielen weg waren en nu heeft ze alleen de banden gevonden. Wielen zijn het geheel van banden en wielas en banden zijn alleen de rubberen dingen aan de buitenkant.)

De rode kater ging op de banden zitten en miawde nogmaals vrolijk. Weer verscheen die uitdrukking op zijn gezicht.

Ik wist honderd procent zeker dat het een grijns was. (Ikzei het toch! De kat is de wielendief. Dit is een mooi einde. Je laat nog eenpaar zaken over aan onze verbeelding, zoals het motief voor deze daad, watervoor zorgt dat je na blijft denken over dit verhaal.)

Punten:

Zinsopbouw en spelling: 10

Voldaan aan opdracht: 18

Verhaalloop: 18

Diepgang: 18

Creativiteit: 20

Totaal: 84 punten

Subtotaal ronde: 98 punten

Jij staat hiermee op de 7e plaats.

Waar woorden spreken, schrijfwedstrijd [GESLOTEN]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu