Idee 9: Verbeelding

5 1 0
                                    


Ik lag horizontaal over het oude treinrails. In de zomer waren er nog enkele locomotieven die er gebruik van maakte. Daarbuitenom was het een nationale wandelroute. Elias had me een keer meegenomen om de route van 150 km al backpackend af te leggen. Ik herinnerde het me nog goed. Onze laatste vakantie samen.

Ik had de tijd stil gezet en dacht terug aan hem, liggend op zijn favoriete plek. Als ik hem nodig had, wist ik dat hij hier te vinden was. Waarom dit deel van de treinroute hem aansprak, had hij me nooit vertelt. Waarschijnlijk omdat het zich midden in het bos bevond en dichtbij het dorp waarachter een meer lag.  Tijdens de zomer zochten we daar afkoeling. Ik hoefde alleen al op deze bestemming te zijn of herinneringen met hem kwamen naar boven.

Ik was volkomen ontspannen. Elias lag roerloos naast mij, zijn hand had ik in de mijne. Om ons heen was verder niemand te bekennen. Een kilometer verderop was het onbewaakte spoorwegovergang. Eens in de tijd wandelde daar iemand overheen. De bomen langs het spoor droegen lichtgroene bladeren die zachtjes dansten in een briesje wind. Het bos was nog vrij open omdat de jonge struiken nog laag bij de grond stonden. Op bepaalde plekken waren kleurrijke bloesemplanten te zien of de simpele gele bloemetjes die we de naam: paardenbloem hadden gegeven.

Ik lag hier in de vrede van de lente met Elias zo levensecht naast me dat ik begon te aarzelen over de waarheid van het leven. Ik kon elk detail van hem waarnemen. Zijn donkerbruine ogen en zijn pupillen groot terwijl hij nooit aan alcohol of drugs deed. Zijn blonde haar met gel in model gebracht. De speciale eucalyptus geur kon ik zelfs reuken. Alles wat ik zag was even vertrouwt en wetend dat hij mijn broer was.

Het vreemde van alles vond ik dat hij geen enkele spier vertrok. Waarom bewoog hij niet? Eenmaal deze vraag hadden gesteld, begon het rails te trillen. Er naderende

een trein in de verte. Vreemd. Het seizoen dat de treinen rijden was helemaal nog niet zover.

Ondanks het dreigende gevaar bleef ik naast hem liggen. Zolang hij niet weg ging, wilde ik bij hem blijven.

Het gedreun versterkte, ook Elias kon ik op het rails zien bonken. Hij bleef echter in de houding hoe hij de hele tijd al lag. Alsof er geen leven in hem zat.

Ik kneep zijn hand fijn van spanning. Geen reactie. Ik begreep het niet. Hij was naast mij, er naderde een trein en ik bleef liggen. Waarom deed ik dit? Zijn begrafenis was een jaar geleden. Hoe was het mogelijk hem weer te zien?

Er ontstond een tegenstrijd in mijn hoofd. Ik moest opstaan voordat de trein mijn nek door zou snijden en mijn hoofd van de helling zou afrollen. Mijn ledematen door de rondte vliegen en blijven haken bij de takken van de bomen. Bloed overal verspreid. Binnen enkele minuten ging ik de treinmachinist traumatiseren voor de rest van zijn leven.

Toch deed ik niks. Ik lag ontspannen ondanks de angst uit mijn ogen te lezen viel. Mijn lichaam wilde het ene en mijn gedachtes het anderen. Een gevecht waarvan ik het gevolg niet wilde weten. Waar was ik mee bezig?

Sta nou op, Ida! dwong ik mezelf en worp een zijdelingse blik op Elias. Daarna keek ik naar de locomotief. Het was al dichtbij. Het was lastig om normaal op het rails te blijven liggen door het zware gedreun. Ik sloot mijn ogen en ademde diep vanuit mijn buik in en weer uit.

Harde waarschuwende toeters van de trein, vervolgde met hoge tonen van metalen wielen op het rails. Vuur vonken spatte van de wielen vandaan toen ik kort mijn ogen opende.

Binnen elk moment kon het gebeuren en zal mijn leven voorbij zijn. Wilde ik dit echt? Nee. Soms vroeg ik voor het slapen gaan aan god of ik meer plezier in het leven kon krijgen. Ik wilde slechts de zin van het leven weer inzien. Mijn leven beëindigen waren mijn plannen niet.

De geluiden sloegen dramatisch mijn oren binnen, steeds harder. Ik focuste mij alvast op de pijn die ik te gemoed kwam. Elias liet mij niet alleen achter. Niet nog is. Een laatste diepe adem voordat...... Ik werd vast gegrepen en van het rails afgetrokken. Ik rolde van de stenenhelling af tot het gras mijn val remde.

De trein reed verder en was niet van plan om te blijven remmen. Het gebeurde immers zo vaak dat iemand bijna door de trein geschept werd, maar op het nippertje ervandaan werd gehaald. Vaak waren het ongelukjes of mensen onder invloed van drugs en niet meer wisten wat ze aan het doen waren. Ik was het persoon die gestoord raakte in haar hoofd. Want wat deed ik daar? Elias!

Ik schoot overeind en klom de helling weer op. Op het moment dat ik net naar boven gluurde om het rails te zien, pakte iemand mijn pols vast en trok me terug.

'Waar ben jij allemaal mee bezig?' Sawyer zijn blik ernstig en nog bleek weg getrokken van schrik. 'Het scheelde weinig of je lag verscheurd onder die trein.'

Ik trok mij uit zijn greep en klom de helling op. Ik moest het zeker weten. Elias was er net nog, hij kon niet opeens verdwenen zijn. Waarom zou hij mij nog is achterlaten? Het rails was verlaten. Leeg.

'Dat kan niet. nee, nee. Waar ben je.' Vroeg ik mij hard op af. Mijn stem trilde en tranen rolde langs mijn wangen.

'Waar heb je het over. Wat bezielt jou om dit te doen?' Hij bracht zijn woorden met geklemde kaken voort. Hij was boos door dat ik hem de schrik van zijn leven bezorgde.

Ik reageerde niet op hem en staarde naar de plek waar mijn broer al die tijd gelegen had. 'Waar is hij?'

Ik zakte door mijn benen en knielde op de grond neer. 'Waar is hij?'

'Ida, waar heb je het over? Waar is wie?' het ongeduld en paniek was in zijn stem te horen. Hij had geen flauw benul wat er met mij aan de hand was en hoe hij moest handelen in een situatie als deze.

Luisteren deed ik niet. Ik had geen zin in hem. Kon hij mij niet even met rust laten. Al zijn vragen hadden geen enkele nut.

'Schat ik heb tegen jou. Wat is er aan de hand? Wilde je zelfmoord plegen?'

Ik schudde mijn hoofd terwijl ik strak voor mij uit bleef kijken. De hele gebeurtenis. Ik begreep het niet meer. Wat bezielde mij? Waarom deed ik wat ik deed? Frustratie en verdriet liet mij ineen krimpen. Ik maakte mijn handen tot vuisten waardoor mijn nagels in mijn handpalmen prikten.

Swayer stond achter me en hield verstandig zijn mond. Misschien wist hij dat het hem niet ging lukken om tot mij door te dringen. Allebei wisten we dat wat er met mij gaande was te vreemd was voor woorden. Hij wist best dat ik mijn leven niet wilde beëindigen toch stelde hij die vraag.

De stilte viel op ons neer en de wind nam een onaangenaam gevoel met zich mee. Dode bladeren gleden over het rails en enkele grijze kiezels rolde van de helling. Er was geen vogel te hoorde met zijn mooie gezang. De schemer begon te vallen en de kou van de toekomstige nacht trok op. 

Sawyer hurkte naast me neer en legde zijn hand op mijn schouder. 'Waar zoek je naar?'

'Elias, hij lag net de hele tijd naast me.' de vele tranen die ik maar niet wist te stoppen, lieten mij mascara uitlopen.

'Lief, hij is overleden.'

Mijn ogen werden schoteltjes gevuld met tranen die mijn ogen deden glanzen. Huilend draaide ik mij naar hem toe en stortte me in zijn armen. Hij moest in een reflex zijn voet naar achter zetten anders was hij met mij naar achteren gevallen. Hij sloeg stevig zijn armen om mij heen en woelde zachtjes door mijn haren.

'Wat is er toch met jou?' vroeg hij zich af.

Zijn vraag negerend telde ik zijn hartslagen en snoof zijn houtige, scherp kruidige parfum op. Kon ik zijn vraag maar beantwoorden, maar ik wist het zelf ook niet. 

Diverse verhalenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu