Idee 3: Op de vlucht

9 2 8
                                    

Een stel grote handen klemde zich om mijn schouders en schudde mij door elkaar. 'We moeten hier weg, ze hebben ons gevonden.'

Mijn ogen schoten open. Binnen één snelle beweging zat ik recht overeind, waardoor ik tegen Kenshin zijn hoofd aanstootte. Kreunend wreef ik over mijn pijnlijke voorhoofd. Gisteren een klap van een deur gehad en vervolgens Kenshin zijn harde hoofd. Hij keek mij ernstig aan, licht bezorgd. Er zat meer achter, maar daar naar vragen was geen tijd voor. Hij opende dezelfde deur als degene hoe we de oude schuur hadden betreedt. Ik graaide mijn tas van de grond en haastte mij achter hem aan. Zodra hij de kust tot veilig had verklaard, ging de deur verder open. Hij liet mij voor gaan en wees naar de straat die we zouden gaan nemen. Ik knikte en zet het op een rennen.

Eenmaal de deur uit, hoorde we de sirenes van de politieauto's. Niet veel later opende dezelfde deur weer waar we net uit waren gekomen. Een groep agenten achtervolgde ons. Hard schreeuwend dat we moesten stoppen met vluchten omdat het toch niks op zou leveren. Luisteren deden we niet. De toekomst kon twee wegen bezorgen, maar de kans was oneerlijk verdeeld. Ik hield mijn hart vast zo bang was ik. Ik wilde niet nog eens gevangen geworden. Was het krijgen van een normaal leven niet mogelijk ofzo?

Mijn adem stokkend in mijn keel sloegen we een klein straatje in. De huizen stonden op elkaar gepropt, elk huis had raamluiken in diverse kleuren. De mensen stonden toe te kijken vanachter hun dubbelzijdig glas. Hoe langer we door de straat renden hoe smaller het werd. Een hoge muur beklad met graffiti blokkeerde de weg. Mijn wijd opengesperde ogen werden bevochtig door opkomende tranen. 'Ik help je de muur over.' Besliste Kenshin.

Ik schudde driftig mijn hoofd. Ik was niet van plan hem hier achter te laten. Hij deed dit alleen om zich tegen over mij te bewijzen omdat hij om mij gaf, maar op deze manier raakte ik hem straks kwijt. 'We hebben geen andere keus.'

'Jawel dat hebben we wel.'

Hij doorbrak het laatste beetje afstand dat er tussen ons was en tilde mij op. Protesterend duwde ik hem weg waardoor hij mij weer op de grond zet. De politieagenten kwamen dichterbij en loosden hun vuurwapens af. De één na de andere kogel kwam onze richting op. Geen enkele was raak. De angst dat een kogel Kenshin kon raken was groot, de angst om hem hier achter te laten en hem pijn te bezorgen was groter. 'Ik kan je niet achterlaten.'

Hij ging iets door zijn knieën om sterker op de grond te staan en maakte van zijn handen een opstapje. Met zware tegenzin pakte ik de muur vast, zet mijn voet op zijn bij elkaar gevouwen handen en hees mezelf omhoog. Hij gaf mij het laatste zetje. 'Het spijt me, Eira.' Hij kende mij immers langer dan vandaag. Voordat ik via de andere kant naar beneden klom, schonk ik hem een dankbaar glimlachje. Mijn weg moest ik alleen verder vervolgen. Hij kon mij geen dekking meer geven of de juiste weg aanwijzen. Ik had ons namelijk de doodlopende straat ingeleid.

Achter mij hoorde ik de een na de andere knal, gevolgd door harde kreten en licht gekreun. Ik balde mijn hand tot een krampachtige vuist en mijn te lange nagels prikten in mijn huid. Ik had die pijn nodig en eigenlijk was het zelfs te weinig. Ik bleef rennen, zo snel mogelijk van de plek vandaan waar de martelende geluiden te horen waren. Het was mijn fout en schuld dat Kenshin pijn moest lijden.

En hoe groot was de kans dat ik van de agenten wist te ontkomen? Ik wist het antwoord wel, maar wilde alles hebben geprobeerd voor ik de ondergang ging betreden. Kleine steegjes, links een bocht om en daarna rechtsaf. Ik had geen idee wat ik aan het doen was. Uiteindelijk bereikte ik een gangbare weg, waar een paar auto's overheen reden. Naast de autoweg ligt een gracht met ondiep water vanwege de grote droogte in het land.

Ik sloop schuilend achter een paar auto's naar de brug. Zonder enkele dekking of verborgenheid rende ik de brug over. De straten rond om de grachten waren verlaten. De enkele mensen die ik tijdens mijn weg zag, haastte zich naar hun auto of hun huis binnen. Sommige van hen hadden een mobiel aan hun oor gedrukt. Misschien gewoon druk bezig met het afronden van een telefoongesprek voor ze naar hun werk ging, maar zo was het vast niet. Ze zagen mij, weg vluchtend van de politie. De regering had iedereen geïnformeerd wat ze moeten doen als er voortvluchtigen waren zoals mij: de politie bellen.

Diverse verhalenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu