-7-

343 24 3
                                    

We reden net zolang door tot Louis zei dat we moesten stoppen. We haalde onze dekens uit de reistas. "Mira jij houd de eerste wacht. Daarna ik en als laats Vera" zegt Louis. Goed dan dacht ik. Ik ging zitten op een rots en keek naar het bos. Het was geheimzinnig en onvoorspelbaar. Ik hoorde de geluiden van het bos. De uilen, de wolven en de andere vreemde wezens. "Slaap lekker" hoor ik Vera zeggen. De Kumari zijn vast gebonden aan een boom. Ze snuiven en trappelen. Ze horen niet vast te zitten besef ik. Ze zijn intelligenter dan we denken. Ik kijk weer naar het bos. Het leek donkerder dan zonet. Ik pakte een stok en begon in de grond te tekenen. Ik tekende cirkels en lijnen. Uiteindelijk had ik iets heel raars gemaakt. Het leek op een cirkel met een lijn erdoorheen. Op de punten van de lijnen zaten weer cirkels. "Hoop" zegt een stem. Ik draai me verschrikt om. Het is Vera. "Vera, je liet me schrikken" zeg ik. "Je hebt een magisch teken getekend" zegt ze. Ik kijk naar het teken. "Dat is het elfse teken voor hoop. Hoe ken je dat?". "Weet ik niet. Ik tekende gewoon maar wat" zei ik. Vera kijkt erna en zegt dan sarcastisch:" je bent een erg goeie wacht". Ik glimlach. Dat klopt. Ik ben een beroerde wacht. Ik gaap. Ik ben moe besef ik. Vera kijkt naar het bos. Ik zie hoe al haar spieren gespannen zijn. Zij merkt het ook. Er is iets mis met het bos. Ik hoor het gesnurk van Louis. Hij snurkt echt hard! Vera haalt een dolk tevoorschijn en sluipt naar de rand van het bos. Haar vossenoren bewegen heen en weer. De Kumari zijn nog harder gaan trappelen en snuiven. Er is iets goed mis. Dan voel ik het. Een grote schok gaat door mijn lijf en verblind me weer. Ik onderdruk een kreet van schrik. "Mira, alles goed?" Hoor ik Vera zeggen. Ik knipper een paar keer met mijn ogen en het wit is weer weg. "Wat was dat?" Vraagt Vera. Had ze het gemerkt van die schok? "Je schokte helemaal" zegt ze. Ik aarzel zal ik het haar vertellen? Is ze wel te vertrouwen? Alhoewel ik heb Louis ook van de dromen vertelt en haar ook. Uiteindelijk vertel ik het maar van de flits en hoe het eerder is gebeurd. Vera kijkt me aan. "Dat kan twee dingen betekenen. Één je bent heel gevoelig voor kwade magie of twee je hebt vloek over je. Ik ga denk ik vanuit van het eerste". Dus ik ben gevoelig voor kwade magie of ik ben vervloekt? Ik hoop ook het eerste. Maar waarom gebeurde dat dan in die gang bij Louis? Is Louis dan slecht of was het iets anders? Zoveel vragen en zo weinig antwoorden. "Ga Louis maar wakker maken" zegt Vera. "Eerst, Vera waarom ben jij wakker?" Vroeg ik. "Ik kon niet slapen en ik zag je wat tekenen en ik was wel nieuwsgierig. Wek Louis nu maar". Ik loop naar Louis toe. "Louis word wakker" zeg ik en ik schud hem heen en weer. "Ik ben al wakker" zegt Louis na een tijdje. Hij staat op en rekt zich uit. "Is er nog iets?" vraagt hij. Ik vertel hem van het onbehagelijke gevoel wat ik had bij het bos, en dat Vera het ook had. Louis haalt zijn schouders op. "Het word niks voor niks het Vloekbos genoemd". Ik kijk hem aan. Vloekbos? Die naam joeg me angst aan. Ik schud met mijn hoofd om alles weer helder te krijgen. Ik ga liggen en trek de dekens over me heen. Ik voel me kapot. Ik wil slapen. Ik wil het zo graag! Maar het lukt niet. Iets weerhoud me ervan. Ik voel aan het gevest van het zwaard om mijn zij. Het voelt koel en koud aan. Dit keer word ik niet overspoeld met kennis van mijn voorouders. Daar ben ik blij om. Ondanks dat het handig was voelde ik me wel angstig. Ik sluit mijn ogen. Als ik ooit nog eens terugkeer naar ons dorp dan daag ik mijn broer uit voor een duel. Uit wraak voor wat hij me zestien jaar lang heeft aan gedaan en om te laten zien dat meisjes kunnen zwaardvechten! Uiteindelijk val ik in slaap.

Ik loop door mijn dorp. Alles is platgebrand. Vergaan tot as. Ik zie lijken van mensen. Van de bakker en de slager. Van de kleermaker en de smid. Ik huil. .Ik weet alleen niet waarom ik huil. Ik huil uit frustratie omdat ik de mensen niet kon redden. Want ondanks dat ze niks om me gaven blijven het mensen. Ik loop naar mijn huis en zie het lijk van mijn moeder. Nee! Dit kan niet waar zijn! Niet mijn moeder! Waar is het lijk van mijn broer? Dan zie ik hem. Aan het eind van de straat staat hij. Lachend. Met aan zijn zijde de vrouw uit mijn dromen. Ik schreeuw. Een schreeuw van pure woede en verdriet. En ik zweer dat ik hem zal vermoorden!

Meisjes kunnen zwaardvechtenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu