Ik herriner me onze eerste ontmoeting. Jou haren, goud glanzend in de zon. Je ogen zo blauw, dat ik er in kon verdrinken. Ik dacht dat je onbereikbaar was. Dat je mij niet wilde. Jij gaf me een witte roos. Blijkbaar dacht jij anders over mij. Steeds vaker spraken we af. Ik herriner me onze eerste zoen, onze eerste aanraking. Zo zacht, zo lief, het leek perfect. En dat was het ook. Jij was mijn ridder op het witte paard. Ik wist zeker dat ik je nooit zou laten gaan. Dat we eeuwig samen konden zijn. En nu lig je hier, onder het zand. De aarde is nog vers. Spoedig zou er een steen met jou naam staan. En daar bovenop mooie bloemen. Ik heb een witte roos op het zand gelegd. Net zo'n roos, als die je mij gaf tijdens onze eerste ontmoeting. Mijn lief ik zal je missen. Ik moet sterk zijn. Bij elke stap in mijn leven zal ik aan je denken. Aan je mooie verleidelijke lach, aan je troostende ogen. De wind blaast mijn haren voor m'n gezicht, maar het maakt me niet uit. Het liefst zou ik hier eeuwig staan. Ik kijk naar de foto op je graf. Opeens wordt het me allemaal te veel. Tranen stromen over mijn wangen. Ik moet weg van jou graf. Waarom nou jij? Waarom niet ik? Ik ren en ik ren. Ik weet niet waarheen. Door mijn tranen heen zie ik zie een boom staan. Daarnaast een schommel. Een grote grasvlakte en ontelbaar veel bloemen. Het komt me bekent voor. Ik kan het niet plaatsen. ik laat me op de grond vallen. Ik sluit mijn ogen. Ze kunnen me je afnemen, maar mijn herrinering aan jou zal altijd blijven bestaan. De gedachte vrolijkt me op, maar al snel besef ik waarom ik hier lig. Dit is onze plek. Onze boom en onze schommel. Ons weiland. Onze bloemen. Hoevaak zijn wij hier niet geweest. Zo betrouwbaar, en toch zo vreemd zonder jou. Ik fluister je naam. Een vlinder vliegt voorbij. Plotseling weet ik het zeker: Jij hebt mij niet verlaten. De vlinder strijkt op mijn hand en ik voel je dichterbij dan ooit.
1 part