1. Middernacht

16 1 0
                                    

Ik had er de gewoonte van gemaakt om in het midden van de nacht op te staan.

Op dat moment, wanneer Draoy, de altijd-heldere rode superreus, goed zichtbaar was vanuit mijn kamer, startte mijn ochtend. Ondanks de routine van de rest van het huishouden werd mijn keuze geaccepteerd en werden er aparte maaltijden klaargemaakt. Ik was er zeker van dat het voor de nodige ontevredenheid had gezorgd bij het personeel, dat net zoals alle anderen een gezonde dosis afkeer voor het daglicht had. Er werd me echter niets in de weg gelegd - het personeel was overigens niet in de positie om dat te doen - en zelfs mijn vader leek het koud te laten of ik nu samen met hem dineerde of niet. Ikzelf vond het prima dat ik een maaltijd minder met mijn ouders moest doorbrengen.

Het was nu halfeen 's nachts. Op een normale nacht zou ik nu in de eetzaal zitten, mijn ontbijt etend terwijl mijn ouders lunchten en de belangrijkste zaken die op dat moment gaande waren bespraken. Vele nachten had ik al doorgebracht met het perfectioneren van geveinsde desinteresse, hopend dat ik interessante weetjes zou opvangen.
Ik had echter het pijnlijke vermoeden dat mijn vader het vandaag over het nakende Festival van de Bevroren Sterren - en wat erna kwam - zou willen hebben, een onderwerp dat ik het liefste zo lang mogelijk zou willen vermijden, zelfs al wist ik maar al te goed dat dat niet kon.

Ik ging lichtjes met mijn hand langs de zware, dure gordijnen die ik speciaal uitgekozen had toen ik mijn kamer mocht decoreren. Vaag herinnerde ik me de haast kinderlijke blijdschap die ik gevoeld had toen ze net opgehangen waren, ondertussen al heel wat jaren geleden. Het zou niet lang meer duren of ik kon weer op zoek naar nieuwe exemplaren. Fronsend riep ik een sliertje magie op om een rafeltje weg te snijden.
Met een resoluut gebaar opende ik het grote raam dat achter de gordijnen schuilging en stapte de nachtlucht in. Een frisse bries die me tegemoet kwam liet me weten dat het gure winterweer eraan kwam -en snel. Binnen enkele weken zouden de nu al kale bomen bedekt zijn met een dik pak sneeuw en ijs. Voor nu waren de tuiniers nog druk bezig met het opharken en wegvoeren van de afgevallen bladeren. Dat leek me nogal nutteloos, aangezien de felle herfstbladeren onze tuinen weer wat kleur gaven nu de meeste bloemen afgestorven waren, maar mijn vader had een ongelukkige voorkeur voor een nette, smetteloze tuin.
Die strekte zich uit tot zover ik kon kijken en ging daarna over in kilometers bos, waar regelmatig gejaagd werd. Het was in de loop der jaren bijna saai geworden om over dit landschap uit te staren; het enige wat ik nooit beu zou worden was de sterrenhemel.
"Juffrouw Ilygwin?" De zachte, melodieuze stem achter me was duidelijk gemaakt om te zingen. Moeiteloos plakte ik een glimlach op mijn gezicht en draaide me om.
"Adhara?" antwoordde ik. Mijn kamermeisje stond net voor het geopende raam, haar dunne gestalte gehuld in een simpele blauwe jurk met korte mouwen. Kleine stukken van haar huid werden zo blootgesteld aan het maanlicht en gloeiden een bijzonder zwart. Even staarde ik er bewonderend naar - alsof ik het nog nooit eerder had gezien - en pakte toen haar uitgestoken hand vast, die me met lichte dwang naar voren trok.
De stap naar binnen ging me lastiger af dan zou moeten.
"Ik weet het, ik moet naar beneden", zuchtte ik, een verlangende blik over mijn schouder werpend. Het liefst van al was ik nog uren blijven staan op het balkon, genietend van de nacht en haar positieve invloed op mijn humeur, dat net na het opstaan niet al te best was.
"Uw vader heeft me gestuurd", verontschuldigde Adhara zich, een licht bezorgde blik op haar gezicht. Ook al was ze slechts een bediende, ik had zo een vermoeden dat ze maar al te goed wist wat er gaande was rondom het aankomende Festival. Het personeel had de reputatie enorm te roddelen over alles wat er gebeurde. Als ik ooit eens iets wou weten over wat er in de andere Hertogdommen gebeurde, hoefde ik het slechts aan hen vragen. Via familie en vrienden, waarmee ze in contact stonden door een efficiënt briefwisselingssysteem, kregen ze als eerste te horen wat er gaande was.
Alle kracht verzamelend die ik kon opbrengen, zette ik een neutrale uitdrukking op en knikte.

Het Festival van de Bevroren Sterren vierde mijn vaders verjaardag en tegelijk ook de dertig gekende bevroren sterren aan de hemel, waarvan de bevroren dwergster Izar naar hem vernoemd was.
Aangezien Sterrenfaerie enkel geboren werden wanneer Casitania vol was, vierden vele andere Faerie die dag hun geboorte, maar slechts de belangrijkste personen kregen ook echt een viering in hun naam. Deze maand zouden ook de Graaf van het naburige Rosthael en verschillende leden van de Wysedi-stamboom verjaren. Hun rang was echter ondergeschikt aan die van mijn vader.
Normaalgezien nodigde de koninklijke familie ons uit en werd het Festival bij hen in het paleis gevierd, maar dit jaar was anders. Mijn negentigste verjaardag kwam eraan, en het was duidelijk dat mijn vader het tijd vond worden dat ik een partner zocht. Daar had ik altijd al blij mee ingestemd: een toekomst in Taenil bood me geen mogelijkheden, want ik was de jongste dochter en erfde daardoor geen titel. Een huwelijk met een toekomstige Hertog of Hertogin zou me in staat stellen mijn macht te vergroten. De gedachte aan de mogelijke kandidaten zorgde er echter voor dat ik niet eens meer uitkeek naar de feestelijkheden, hoewel ik anders altijd enthousiast werd bij het vooruitzicht aan de duizenden zwevende lichtjes die de gasten zouden omringen. 

De gang verwelkomde me door verschillende lampen aan te steken. De ronde glasbollen waren gevuld met kolkende rookslierten, die een gelig licht verspreidden. Er was me gezegd dat het op daglicht leek. Misschien was dat wel de reden dat het grootste deel van het personeel deze hal vermeed als de pest. Enkel Adhara en een paar leden die de taak hadden schoon te maken kwamen er.
Zelf hield ik van de verdieping, met zijn met mist bedekte tegels en de koelte die ik voelde wanneer ik er met mijn blote voeten overheen liep. Al was ik niet zo gek om buiten te gaan overdag. Sterrenfaerie waren niet gemaakt om in het daglicht te overleven; daarvoor waren onze ogen te gevoelig, onze krachten te zwak zonder het voedende maanlicht van Casitania. Overdag hadden we geen enkele vorm van magie tot onze beschikking; die kwam pas weer opzetten wanneer de zon onderging. We vielen overdag terug op oude, krachtige spreuken die het landgoed beschermden. Daaronder vielen ook de harpijen, die hun nachten als standbeeld doorbrachten en overdag simpele taken uitvoerden, zoal het landgoed bewaken.
We konden natuurlijk overdag leven, maar waarom zouden we? Al bij het begin van onze beschaving leerden we dat de nacht veel meer voordelen bood.
In de 89 jaar dat ik al rondliep, had ik nog geen enkele keer een zonsopgang gezien, net zoals de meeste Faerie in dit deel van de wereld. Enkel een paar voor gek verklaarden hadden het aangedurfd om naar buiten te gaan terwijl de zon haar licht over het land wierp. 
"Wilt u dat ik uw mantel ga halen?" stelde Adhara voor. Ze kende me goed genoeg om te weten dat ik straks waarschijnlijk een wandeling door de tuinen zou willen maken om mijn gedachten te ordenen. Ik stemde brommend in, er niet echt bij met mijn hoofd. Dat was bezig met het Festival en met welke huwelijkskandidaat mijn vader het meest geschikt zou achten. Want ik had niets tegen de trouw op zich - dat was onvermijdelijk - maar er waren enkele Faerie die ik liever niet voor de rest van mijn onsterfelijke leven aan mijn zijde had.
"Wie denk jij dat het wordt?" vroeg ik, zonder context te voorzien - dat had Adhara nog nooit nodig gehad, zolang ik haar al kende.
"Misschien Burggraaf Castor Yelcerian? Hij heeft geen geheim gemaakt van zijn intenties jegens u", antwoordde ze, daarmee bevestigend dat zij en de andere personeelsleden op de hoogte waren van mijn vaders plannen. 
"Er wordt van me verwacht dat ik niet lager trouw dan een Hertog", herinnerde ik haar, de eerste trede van de wijde, langzaam draaiende trap naar de lagere verdiepingen betredend. Ook al was Castor op vrijwel alle Festivals die ik bijgewoond had aanwezig geweest en behoorde hij tot het kleine groepje vrienden dat ik had, had ik hem slechts enkele malen echt alleen gesproken. Hij was de zoon van ex-Burggraaf Sirius Yelcerian, een Faerie die afstand had genomen van zijn titel en nu sinds kort deel uitmaakte van de koninklijke raad. In zijn tijd als Burggraaf van Keyfaren had hij echter een fortuin buitgemaakt door slimme huwelijkspolitiek. Het kwam niet vaak voor dat een Faerie zoveel kinderen had voortgebracht (maar liefst zeven) en ze waren bijna allemaal al getrouwd, sommigen niet eens met leden van de adel. Op een bepaalde manier was het vreemd dat zijn oudste zoon nog geen partner had.
Castor had initieel mijn belangstelling gewekt puur omdat hij niet om mijn aandacht smeekte zoals alle andere mannen rondom me. Dat betekende dat hij of een goed opgevoede heer was, of heel goed was in toneelspelen. De reden kon me echter niets schelen; onze gesprekken waren ontspannen en aangenaam geweest.
"De Yelcerian-stamboom is bijzonder welvarend", bracht Adhara voorzichtig naar voren. Ze bleef enkele passen achter me lopen, alsof ze me niet wou irriteren met haar persoonlijke mening.
"We zullen zien." Het verbaasde me telkens weer hoe verschillend onze werelden waren, ongeacht de grote hoeveelheid privileges die haar gegund waren als mijn persoonlijke kamermeid. Een huwelijk met een Burggraaf was zeer onwaarschijnlijk en zou niet geaccepteerd worden door mijn familie.

Geen enkele zilverschat zou daar ooit iets aan kunnen veranderen.


----

Dat is dus Hoofdstuk 1!!!!

Hier laat ik het bij voor vandaag, want ik ben nog druk bezig met de volgende hoofdstukken te herschrijven :)

Emma

Als Dag en NachtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu