4. Dansende mist

10 1 0
                                    

Verveel je je niet, wanneer je binnen opgesloten zit? 

Die vraag was me nooit openlijk gesteld, maar had alle Faerie in het landhuis ongetwijfeld al beziggehouden. Soms had ik het gevoel dat die vraag op Adhara's lippen brandde, wanneer ze me een laatste keer kwam bezoeken voordat ik ging slapen en daarmee een deel van haar eigen nachtrust opofferde. Altijd controleerde ze of mijn gordijnen stevig waren dichtgetrokken, waarbij haar steelse blikken verraadden hoe ongerust ze was dat ik in het zonlicht zou stappen, of tussen de zijden stof door zou proberen gluren. 

Dat was nooit een probleem geweest. 

Nu waren de gedachten aan verveling echter ver weg en ik kon nauwelijks stil blijven zitten in mijn zadel. Mijn paard, dat de simpele naam Spot had gekregen, blies onrustig een warme ademwolk uit. We reden over een bospad, een niet al te grote groep ruiters volgend. Spots lange benen hadden geen moeite om de andere paarden bij te houden.
Ze werden aangevoerd door mijn broer, Sabik. Het was een jaar geleden dat ik hem voor het laatst had gezien, op het laatste Festival van de Bevroren Sterren. Er waren echter periodes waarin ik hem jarenlang niet zag, wanneer zijn verplichtingen in het legerkamp op de grens van Taenil en het aangrenzende hertogdom Rodein al zijn aandacht opeisten. Toen ik jonger was zorgde dat ervoor dat we uit elkaar groeiden, maar de laatste tijd was ons weerzien altijd hartelijk en behandelde hij me echt als zijn zus, in plaats van een hulpeloos klein meisje dat beschermd moest worden. Hoe ouder ik werd, hoe minder ik een jaar ook als een lange periode zag. 

Maar toch had ik hem deze keer gemist.

Alsof hij kon merken dat ik aan hem dacht, draaide Sabik vooraan in de groep zijn hoofd om. Daarbij kwamen enkele losse plukjes uit zijn zilveren vlecht in zijn gezicht te zitten, maar het leek hem niet te storen. Hij zat in het zadel met de nonchalance en bravoure van een doorgewinterde ruiter bij wie het niet aan zelfvertrouwen ontbreekt.
Vragend trok hij een wenkbrauw op. Het was niet van mijn gewoonte dat ik achteraan in een groep reed -praten met soldaten was iets wat ik al vaker had gedaan en wat me normaal ook makkelijk afging.
Ik knikte bevestigend naar hem, alsof ik wou bewijzen dat alles goed ging met me, ook al maakte ik me stiekem zorgen over te toekomst. Met Sabik had ik er nog niet over gepraat, want buiten het feit dat hij nog maar net terug was wist ik niet of dit iets was wat ik met hem kon delen. Voor hem was alles makkelijk, aangezien zijn toekomst vast lag: zodra mijn vader besloot dat hij niet langer baas wilde spelen over zijn Hertogdom zou Sabik het roer overnemen.

Maar mijn persoonlijke problemen zou ik snel vergeten, als wat ons was verteld waar was. Volgens enkele jagers in het bos was er bij de kleine watervallen even verderop zilverweb gespot, een bijzonder natuurverschijnsel dat ik slechts drie keer eerder had mogen meemaken. De eerste twee keer kon ik me niet eens meer herinneren, zo jong was ik geweest. In het zilverweb huisden de naiaden en het had een grotere kans te verschijnen in de winter, boven water. Sterrenfaerie waren verzot op alles wat glansde als maanlicht, wat er een populaire attractie van maakte.
We moesten echter nu gaan, want over enkele dagen zou de eerste sneeuw al vallen en daarmee onze kansen het zilverweb nog te zien tenietdoen. 

Het nachtelijke winterbos in Taenil had me altijd al verbaasd, vooral omdat het zo... geurloos was. Hoe lager de temperatuur zakte, hoe minder je kon ruiken. Het was alsof de takken en de dieren hun adem inhielden om de winter te overleven, en daarmee mijn reuk blokkeerden.
Hoewel ik scherpe zintuigen had, had ik geen flauw idee welke dieren er in de buurt waren -en toch kon ik de schoonheid wel waarderen. De weinige blaadjes die nog aan de bomen hingen, hadden langzaam bevriezende dauwdruppeltjes op hun oppervlak liggen. Het was alsof de woudreuzen dat laatste beetje leven niet konden loslaten, daarmee zichzelf in gevaar brengend.
"Anata!" werd er geroepen, met de zangerige basstem van Sabik. Hij hield zijn paard een beetje in om me de kans te geven hem in te halen, zijn vleugels uitnodigend naar beneden. Spot versnelde gewillig en in een soepele draf ging ik naar mijn broer. Die stak zijn hand uit om mijn paard over zijn bruin-witte hals te aaien.
"Heb je zin om te gaan kijken?" vroeg hij. Het was een algemene vraag, bedoeld om het ijs te breken dat toch altijd even terugkwam wanneer we elkaar lang niet zagen.
"Enorm. Het is alweer vijftien jaar geleden", zei ik. Ik ging in mijn beugels staan om te zien of we bijna bij de splitsing kwamen. Als we daar het linkerpad kozen, zouden we uitkomen bij enkele watervalletjes -onze bestemming.
"Inderdaad. Jammer dat zilverweb zo uitzonderlijk is." Hij zweeg even. "Of misschien maakt dat het wel zo mooi." Ik dacht even na over zijn woorden en knikte toen.
"Dat is zo." Ik liet de teugels wat losser hangen en draaide me naar hem toe, zodat ik kon kijken hoe hij eruit zag. Het was alsof mijn broer sneller verouderde dan de norm was.
Natuurlijk was het concept 'ouderdom' iets relatiefs bij onze soort, maar ik vroeg me af of hij zijn verjaardag wel gevierd had de afgelopen jaren, een vitaal onderdeel om onze magie te vernieuwen. Bijna onopvallende kraaienpootjes waren naast zijn melkwitte ogen verschenen, en op zijn voorhoofd kon ik de lijnen ook zien. Volgens zijn leeftijd zou hij helemaal geen rimpels mogen hebben, zelfs niet zonder de rituelen. Lag er dan zoveel druk op zijn schouders?
"Hoe is het daar eigenlijk, in het legerkamp?" vroeg ik. Sabik haalde traag zijn schouders op, maar er kwam een behoedzame spanning in zijn schouders en zijn vleugels werden automatisch een stukje opgeheven. 
"Druk. Er is vrede, maar de patrouilles..." Hij zuchtte even en glimlachte. De vermoeidheid straalde door in zijn aura, en hij probeerde het niet eens te verbergen. "Soms kan het echt een chaos zijn." Als majoor was hij verantwoordelijk voor één van de zestig bataljons die ons leger telde, zo'n goede 600 soldaten in oorlogstijd -maar al vele eeuwen lag dat aantal lager.
"Definieer chaos." Mijn gedachten verlegden zich naar de wonden van de mens. Ik had hem nog niet van dichtbij gezien en moest het doen met een beschrijving van Adhara, die stampend de kamer uit was gekomen en gemopperd had dat hij 'het kleine beetje bewustzijn dat hij kon opbrengen' gebruikt had om een pot zalf uit haar handen te slaan. Ze had beleefd geweigerd hem verder te verzorgen en na een blik op de scherven die ze uit haar onderbeen moest halen had ik ingestemd met haar verzoek.
Ze wist me te vertellen dat hij diepe, klauwachtige sneden had op zijn rug, armen en schouders, zelfs enkele op zijn borst en nek. Het was blijkbaar een wonder dat hij niet was doodgebloed. Klauwen waren het geliefkoosde wapen van de Valkyrie, die er een sport van maakten om ze zo scherp mogelijk te houden. Dat bevestigde nog maar eens hoe efficiënt onze gevleugelde wachten waren: niemand betrad ons landgoed ongenodigd zonder daar de prijs voor te betalen
"Er zijn te veel soldaten in het kamp. Ik snap niet waarom -we moeten slechts enkele grenspatrouilles doen op de rand van Taenil. Toch sturen we er ook de andere hertogdommen in... en dan heb ik de taak ze allen in goede banen te leiden." Sabik wierp een peinzende blik op de soldaten voor ons, leek zich plots te realiseren dat ik zijn zus was en dat hij het liever niet over dat soort onderwerpen met mij had, en hield zijn mond. 
"Zeg eens, wat is er gebeurd in het landhuis van Taenil?" vroeg hij met een speels lachje.
"Helemaal niets", loog ik, zijn lach beantwoordend. Als het echt een patrouille van Sabik was geweest, zou hij de mens vast en zeker willen meenemen naar het legerkamp. En dat zou tegelijk ook het einde betekenen van mijn plan om het huwelijk uit te stellen. Later pas, als het goed uitkwam, konden we de locatie van Bélun...
"En hoe is het met vader? Ik neem aan dat hij in de stress schiet van alle voorbereidingen voor het Festival", grinnikte Sabik. Zijn vleugels zakten weer nu we het over een alledaags onderwerp hadden en gleden langs de achterkant van het zadel, waar de spieren van zijn paard even trilden door de onbekende gewaarwording.
"Ik hou me daar ver buiten. Volgende maand heb ik al genoeg te lijden op het paleis", grapte ik. Sabik knikte begripvol, maar met een sprankje humor in zijn ogen.
"Daar zal ik bij aanwezig zijn", beloofde hij me. Ik wist dat hij zelden een belofte brak, en dus had ik er al meer vertrouwen in dat ik mijn broer over een dikke maand terug zou zien.
Verder was er niets meer om over te praten, maar dat gaf niet. Mijn interesse was gericht op de route die voor ons lag. De groep ruiters gaf een teken door naar achteren; we zouden versnellen tot een korte galop nu we bijna bij ons reisdoel waren. Verheugd gaf ik Spot de vrije teugel.

'Uitzonderlijk' en 'mooi' waren niet de woorden die je gebruikte wanneer je het zilverweb zag. Ademloos keken we uit over het kleine meertje en de lage watervallen die erachter lagen. Op sommige nachten, als Nithiri vol was, kwam ik hier lunchen om te genieten van de manier waarop het water met het maanlicht speelde, maar nu waren we hier niet voor het water.
De mist eiste ons op. 
Het was eigenlijk geen gewone mist, maar een glanzende, ondoorzichtige en toch transparante massa, die anderhalve meter boven het water hing. Af en toe strekte er zich een plagerige sliert mist uit, soms naar het water, soms naar ons. Ze behoorden toe aan de naiaden die in het zilverweb leefden en hun zusters van het meertje bezochten. Niet dat ze veel liefde kenden. Naiaden waren pas echt onsterfelijk, en oeroud, waardoor ze alle interesse in mededogen hadden verloren. 
"We stijgen hier af. Onze paarden mogen niet in slaap vallen", zei Sabik, uit het zadel van zijn lichtbruine merrie glijdend. De teugels liet hij gewoon hangen en het paard keek hem rustig na, even de hals buigend om wat van het weinig aanwezige gras weg te happen. De groep volgde zonder aarzelen zijn voorbeeld en we bewogen ons dichter naar de mist toe. Op enkele meters afstand bleven we staan. Nu konden we ook de vormen in de mist herkennen; rimpelloze, als uit marmer gehouwen vrouwengezichten, die ons verleidelijk toelachten en het eeuwige leven beloofden als we de mist binnenliepen.
"Dat hebben we al", mompelde Sabik honend, terwijl hij nog steeds het wonder van het zilverweb in zich opnam. Ook ik staarde ernaar. Ik wist dat andere soorten Faerie het zilverweb verafschuwden, maar Sterrenfaerie hadden zich er altijd al tot aangetrokken gevoeld, ondanks het gevaar van de naiaden. Iets aan de mist bekoorde ons, bracht ons in een trance van zalig geluk. Daarom werd het afgeraden alleen te gaan kijken naar het zilverweb. Het was al eerder gebeurd dat een Faerie in de ban van de fluisteringen raakte en zo naar binnen liep, misleid door de schoonheid ervan.
"Nog net zoals ik me herinner", fluisterde ik, maar dat was eigenlijk niet zo. Een deel van de fraaiheid van het web was me ontglipt, en ik wist op dat moment met volle overtuiging dat ik elke volgende kans zou pakken om het nog eens te zien. Die dansende glans in de mist, die elegante handen die me lonkten...
"Ze valt in slaap." Dat was één van Sabiks vrienden, die half in mijn gezichtsveld verscheen. 
"Ze is te klein", klonk het antwoord van mijn broer. Dat was waar. De andere Faerie in de groep tikten met gemak de twee meter aan, maar ik was een goeie twintig centimeter kleiner en kon dus niet voorkomen dat ik een deel van de mist inademde. Hoelang stonden we hier al? Toch al zeker tien minuten.
"Ik zorg er wel voor dat ze niet de mist in loopt." 
De mist inlopen. Dat was op zich nog wel een goed idee...
"Pak haar maar mee." Ik werd opgetild en over een schouder gelegd. Glimlachend staarde ik naar de mist, waar de naiaden me smeekten terug te komen. Ze wilden dat ik me bij hen voegde.
"Sorry", lachte ik loom, zwaaiend. Ze sisten naar me, en een deel van de nevel trok op in mijn hoofd. Het zilverweb was nog steeds mooi, maar minder aanlokkelijk. Ik werd me weer bewust van de rest van de wereld toen ik op Spot getild werd.
"Je was even weg", lachte Sabik, toen hij mijn slaperige maar helderdere blik zag. Hij had de teugels van mijn paard vast en zorgde er met zijn andere hand voor dat ik niet voorover viel.

"Ik had het ook door", zuchtte ik, en toen viel ik echt in slaap.




Als Dag en NachtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu