Nadat ik van mijn eerste schrik bekomen was, sloot ik de deur achter me. Ik vervloekte mezelf dat ik zo duidelijk had laten merken wat ik voelde. Vanaf nu zou ik uiterst voorzichtig moeten zijn met wat ik zei, en een ijskoud masker opzetten.
"Goedemorgen", zei ik, erop lettend dat mijn stem niet oversloeg, en ik ging zitten op een stoel tegenover het bed. Het weinige licht van Nithiri scheen neer op de mens, die argwanend tegen het hoofeinde aanzat, een kussen op zijn schoot. Hij zweeg. Het viel me op dat de schaafwonden op zijn gezicht er al veel beter uitzagen. Ze veranderden van korsten in paarsblauwe plekken.
"Zijn jullie van taal veranderd ofzo?" gromde ik wrevelig, na een halve minuut te wachten op antwoord. Ik kruiste mijn benen en liet mijn handen rusten in de dikke stof van mijn broek, die prettig aanvoelde tegen mijn ijskoude huid.
"Je spreekt hem erg slecht", klonk het toen. Het accent van de man was nieuw, onbekend. In combinatie met zijn diepe stem was hij ook moeilijker te verstaan dan ik dacht, en ik worstelde enkele seconden met de woorden voordat ik ze in een begrijpelijke zin kon gieten.
"Ik heb nog nooit een mens ontmoet", beet ik terug. "Het was dan ook een onaangename verrassing." Ik kon een spottend lachje niet tegenhouden. De man sloeg zijn armen over elkaar en zond me een norse blik, maar het effect ervan bleef uit door de wallen onder zijn ogen en de in elkaar geklitte krullen.
"Je hebt een bad nodig", besliste ik. Hij gromde nu echt, duidelijk niet blij met wat hij te horen kreeg.
"Je beveelt me niet wat te doen", zei hij. Even bleef het stil, terwijl ik analyseerde wat hij precies bedoelde. Toen begon ik te lachen. Zijn verbazing groeide terwijl ik mijn handen op de armleuningen van de stoel zetten en mijn lach verdunde tot een smalle, meewarige glimlach.
"Dat is nu eens wel het geval. Eén bevel van mij en je bent zo goed als dood", beloofde ik hem. Als hij me zou aanvallen, zou ik hem inderdaad zonder te aarzelen doden, maar hij leek niet echt in staat om zoiets te doen. Desondanks had hij een enorm gebrek aan respect en vrees. Ongenoegen borrelde op in mijn binnenste.De man leek die informatie te moeten verwerken. Had hij een hoge rang, thuis? Was het daarom dat hij zo opstandig was? Of was hij gewoon stiekem doodsbang voor wat hem te wachten stond? Ik wist dat mensen hun vrouwen vaak als minderwaardig beschouwden. Zo het daardoor komen?
"Wat is je naam?" vroeg ik, mijn hoofd schuin houdend. Hij zat nog steeds roerloos op het bed en ergens dacht ik dat hij weer in stilzwijgen zou verzinken en me het antwoord schuldig zou blijven, maar na even nadenken liet hij een diepe zucht horen.
"Aeric." Zijn armen, die op het kussen lagen, zakten nu naast zijn lichaam. Door de beweging focusten mijn ogen zich op zijn handen en mijn scherpe zicht nam tot mijn afkeer gebarsten, afgekloven nagels waar. Hij had echt een bad nodig.
"Gewoon Aeric?" De naam klonk uitheems. De meeste Sterrenfaerie werden naar een ster genoemd -of een ster werd naar hen genoemd- en die namen hadden de neiging iets eleganter te zijn. De naam van de mens klonk in mijn oren bot en onbeschaafd.
"Gewoon Aeric", herhaalde hij. Ik was benieuwd of hij ook een achternaam had, of misschien zelfs een tweede naam (een rare gewoonte die mensen hadden geadopteerd, als ik de verhalen mocht geloven) maar hij leek er erg op gesteld dat stukje informatie achter te houden.
"Hoe oud ben je, Aeric?" Voor mij was het onmogelijk zijn leeftijd in te schatten. Zijn gehavende gezicht verschilde daarvoor te erg van dat van de Sterrenfaerie, die gevangen waren in eeuwige schoonheid. Onze gezichten waren vaker smal, met een gave huid en rozige wangen. Het zijne was breder, met imperfecties, een lichtjes scheve neus, en een groot aantal vreemde vlekjes die ik als sproeten kon identificeren. Nog nooit was ik iemand tegengekomen die ze in bezit had. Volgens sommigen hadden de Seizoensfaerie in Paileyne, ons buurland, er wel, maar ik had nog nooit verder gereisd dan de grenzen van Denastyr. Zo te zien liep hij ook vaak in de zon, want de onderkant van zijn armen was beduidend lichter dan de bovenkant.
"Tweeëntwintig", antwoordde hij, frisse tegenzin in zijn stem. Dat hielp me op zich niet zoveel. Als mijn kennis over mensen juist was, was hij nog maar vier jaar volwassen. Hoewel Faerie pas volgroeid waren bij hun honderdste verjaardag, werden ze vanaf hun zeventigste als meerderjarig beschouwd. Aeric was jonger dan iedereen in dit huis, enkele kleintjes niet meegerekend. Het was wonderlijk om met iemand te praten die aan een sterfelijk ras toebehoorde. Hun perceptie van het leven was compleet anders dan de onze.
"Hoe oud ben jij, Faerie?" klonk zijn onverwachte wedervraag. Ik grijnsde en rekte me ontspannen uit, blij dat hij eindelijk wou praten. Nu voelde het weer alsof ik de controle had.
"Je mag me aanspreken met 'u'. Mijn naam is Anata Ilygwin. En ik ben ouder dan jij hoogstwaarschijnlijk zal worden." Meteen toen ik dat had gezegd kneep hij zijn ogen samen, en enkele ogenblikken lang tastten we elkaars koppigheid af. Aflezen wat hij dacht over mijn uitspraak over zijn levensverwachting was onmogelijk. Die opmerking was overigens niet gelogen geweest; mensen werden niet echt oud, voor zover ik wist.
"Natuurlijk, Anata Ilygwin. Wat u maar wilt", siste hij ten slotte. Zijn uitspraak van mijn naam was wat vervormd door dat rare mensenaccent van hem, en ik kon het triomfantelijke gegrinnik dat uit mijn mond ontsnapte dan ook niet tegenhouden.
"Goed zo. Nu..." Ik aarzelde even en keek door het raam, waar binnenkort de tekenen van de dageraad te zien zouden zijn. Op dit moment was de kamer nog gehuld in het dieppaarse licht van Casitania, met slechts de dunne sikkel van Nithiri die nog zichtbaar was tussen dunne slierten wolken. De tuinen lagen er kalm bij in afwachting van het Festival. "Ik hoop dat je al opgeknapt bent. Overmorgen vindt er een belangrijke gebeurtenis plaats, maar daarna zal mijn vader met je willen praten." Mijn vader zou zich nooit tot het niveau van een mens verlagen, al was dat niet iets wat Aeric aanging.Plotseling niet meer op mijn gemak, stond ik op en schreed naar de kamerdeur.
"Waarom leef ik nog?"
De vraag deed me verstarren en ik draaide me om. Aerics blik ontweek de mijne weer en hij had zijn aandacht in plaats daarvan gericht op wat er zich buiten afspeelde."Mijn vergevingsgezindheid", loog ik vlotjes tegen hem, en toen was ik weg.
JE LEEST
Als Dag en Nacht
Fantasy"Door jou vraag ik me af hoe het daglicht eruitziet." Wanneer Anata Ilygwin, de ambitieuze dochter van Faerie-hertog Izar, hoort dat ze moet trouwen, ziet ze dit als een uitgelezen kans om haar macht te vergroten. De keuze met wie ze de rest van haa...