Zodra we het gelijkvloers bereikten, haastte Adhara zich naar het kamertje aan de ingang, waar onder andere mijn mantels opgehangen waren. Ik keek haar even na en liep toen beheerst naar de halfopen staande grote deur naar de eetzaal, die zich in het midden van de verdieping bevond, vlak naast de trap. Ik was me maar al te bewust van de vele starende ogen die me gadesloegen terwijl ik de eetzaal betrad, waar mijn vader aan tafel zat. Hij besprak op zachte toon iets met één van zijn raadsmannen. Die leek niet tevreden met wat er gezegd werd, want hij fronste en schudde zijn hoofd voordat hij achteruit stapte en zich met een buiging excuseerde.
"Goedenacht, Anata", groette mijn vader me toen hij me in het oog kreeg. Dat was natuurlijk niet echt waar, want hij had me ongetwijfeld al opgemerkt voordat ik de zaal binnenkwam, maar hij was het soort persoon dat graag een deftig, gestructureerd imago hooghield.
"Goedenacht, vader", antwoordde ik koeltjes, wat meteen al de toon zette voor mijn mening over het Festival. Een kleine, berekenende glimlach verscheen op zijn gezicht en hij gebaarde kalmpjes dat ik naast hem moest komen zitten aan de lange tafel, mijn uitspraak negerend.
Met tegenzin ging ik zitten. Mijn plaats was verschillend gedekt dan de rest van de tafel: in plaats van een luxueuze, gevarieerde lunch waren er zilveren schalen en marmeren dienbladen met verschillende soorten ontbijtwaren. Dat alles was speciaal voor mij klaargemaakt in de wetenschap dat ik het toch nooit zou opeten, want ik had nooit een grote eetlust wanneer ik net was opgestaan.
"Je moeder heeft al geluncht; belangrijkere zaken vereisten haar aandacht. Waarom gebruiken we deze tijd niet om over de plannen voor het Festival te gaan?" vroeg hij, zijn vork oppakkend. Ik focuste mijn aandacht daarop. Hij bleef in zijn salade prikken, wat voor mij een duidelijk teken was dat hij zijn keuze nog niet gemaakt had.
"Wat denkt u van Castor?" probeerde ik, een directe aanpak kiezend, want ik wist maar al te goed dat hij het niet over het Festival wilde hebben. Ik deed mijn best het te laten lijken als iets wat echt zou kunnen gebeuren en stak mijn hand uit naar de theekan. Meteen voelde ik de priemende blik van mijn vader branden.
"Een Burggraaf?" De minachting in zijn woorden was duidelijk hoorbaar, en hij verborg die niet ondanks het niet kleine aantal bedienden dat in de zaal aanwezig was. Terwijl ik een voorzichtige slok nam van mijn nog hete thee, ging ik verder met het ontwijken van zijn blik.
"Hij is één van de betere kandidaten. Beter dan Zoran Lumaros." Ik nam nog een slok, waarbij ik mijn tong bijna verbrandde, en haalde mijn schouders op. Eindelijk legde mijn vader zijn vork neer, waarna hij mijn hand pakte in een ongewoon teder gebaar.
"Zoran zou je alles kunnen geven wat je wenst." In mijn vaders ogen was dat natuurlijk waar. De erfgenaam van Annedir, het grootste Hertogdom in het koninkrijk, was rijk, charmant en bovenal heel erg machtig. Niemand zag -of wou zien- het gewelddadige, controlerende gedrag waar ik ooit getuige van was geweest toen ik hem en zijn toen-vriendin was gevolgd tijdens een Festival, enkele jaren geleden. Zoran zou me nooit liefhebben; hij zou me niet eens uthanyo kunnen geven, onsterfelijke liefde. Hij wist simpelweg niet hoe het moest.
"Dat is niet waar", zei ik, mijn hand terugtrekkend. Als een verwend vijfjarig kind dat haar zin niet kreeg, leunde ik achterover in mijn stoel, mijn armen over elkaar heen geslagen. Dat trucje zou misschien niet meer werken bij mijn vader, maar hij kon nog altijd een andere Hertog in overweging nemen, of een Graaf.De deur naar de eetzaal werd verder opengeduwd voordat we ons gesprek konden verderzetten. Eigenlijk was 'opengeduwd' nog een understatement: de deur vloog open en er verscheen een dodelijk vermoeid ogende Faerie op de drempel.
"We hebben iemand gevonden op de rand van het landgoed, Uwe Excellentie", hijgde hij, een buiging makend waarbij hij bijna voorover viel. Ik was verwonderd over het feit dat hij de hele afstand lopend had afgelegd. De exacte grootte van ons landgoed was me een raadsel, maar ik wist maar al te goed dat het enorm groot was. Had hij echt de hele afstand gerend? Dat moest een immense inspanning geweest zijn voor een simpele dienaar.
"Ga verder", beval mijn vader, een strakke uitdrukking op zijn gezicht. Niets verraadde wat hij dacht terwijl hij luisterde naar de dienaar.
"Een gewonde man, ze brengen hem hierheen zodat u kan beslissen wat er moet gebeuren, Uwe Excellentie." Zijn woorden waren te gehaast, te rommelig om als respectvol te worden beschouwd, maar mijn vader liet het langs zich heen glijden - grotendeels door de belabberde toestand van de dienaar - en stond met een ruk op van zijn stoel. Zijn vertrek uit de eetzaal beëindigde ook ons gesprek, en dus griste ik nog een smal zoet broodje mee alvorens hem achterna te snellen. Het was zeer ongewoon voor een Faerie om zwaargewond te raken in vredestijd. Geweld gebeurde bijna alleen tijdens de georganiseerde gevechten die plaatsvonden op de Festivals.
JE LEEST
Als Dag en Nacht
Fantasy"Door jou vraag ik me af hoe het daglicht eruitziet." Wanneer Anata Ilygwin, de ambitieuze dochter van Faerie-hertog Izar, hoort dat ze moet trouwen, ziet ze dit als een uitgelezen kans om haar macht te vergroten. De keuze met wie ze de rest van haa...