Hoofdstuk 20 - ...

48 10 6
                                    

Ze hadden 's avonds afgesproken in het park, zo onopvallend mogelijk.

De bomen waren allemaal kaal, op een paar dennen na. De nachtelijke hemel was donkergrijs, bijna zwart. Af en toe kwam er een ster doorgebroken, maar die verdween dan ook meteen weer. Het vroor, maar gelukkig sneeuwde het niet.

Met twee zaten ze op een bankje. Een vrouw van middelbare leeftijd links, een jongvolwassen man rechts. Allebei hadden ze een kap over hun hoofd en een sjaal rond hun nek. Het was er het weer voor.

'Alles hangt af van de AMO nu,' brak de vrouw het ijs, terwijl ze wat warmte in haar handen probeerde te blazen.

'Als ik Madelyn moet geloven hebben ze het adres al. Dan komen ze binnenkort achter je aan,' antwoordde de jongeman. Hij keek naar haar bewegingen en stopte zijn eigen handen weg in de zakken van zijn jas.

'Het loopt allemaal op rolletjes. Nog even en dan hebben we ons doel bereikt.'

'En dan kom jij je belofte na.' De man draaide zich wat naar de vrouw toe. 'Ik heb je woord.'

Ze legde dramatisch een hand op haar hart. 'Waarom zou ik me daar niet aan houden?' Ze grinnikte. 'Antwoord daar maar niet op, knappe jongen. Ik weet toch al wat je gaat zeggen.' Haar ogen twinkelden ondeugend. 'Mutanten zijn niet te vertrouwen.'

De vrouw stak haar hand uit zodat ze langs zijn kaaklijn kon strelen. Meteen schoof hij een stuk van haar weg op de gladde bank.

Ze trok een pruillip met haar opvallend rood gestifte onderlip. 'Kom op, lieverd, na alles wat je voor me hebt gedaan heb je je plaatsje in de nieuwe wereld wel verdiend. Maak je geen zorgen. De toekomst ziet er rooskleurig uit.'

Hij hoopte maar dat hij haar kon geloven.

Over Macht en MenselijkheidWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu