Chapter 7

276 17 10
                                    

Flame

Slapen. Met Edward. In één kamer. Kans dat ik alles en iedereen levend verbrand: 99,99%. Boek is weg. Mijn kamer is volledig afgebrand. Iemand weet/heeft een vermoeden over wat ik ben. Het is 1 uur 's nachts. Morgen naar school. Nog steeds rode vlekken overal. Geweldig. Mijn leven is echt geweldig. Kan niet beter.

School was wel het minste waar ik me zorgde over maakte. Ik noemde alles in mijn hoofd op. Het was nog een aardig lang rijtje. En al dat zou verstopt worden. Niemand zou er ooit iets van te weten kokem -behalve de rode vlekken dan. Alleen Opa, Marylin en Edward wisten ervan. We zouden het allemaal ergens in ons hoofd opbergen. Opsluiten en de sleutel weggooien. Zodat ook niemand er meer iets van kan weten.

Zo ging het al mijn hele leven. Leugens. Dingen achterhouden. Bijna niemand wist eigenlijk hoe ik echt was. Zelfs niet mijn vrienden. Best wel triest eigenlijk. Ze zagen mij altijd als een vrolijke, niet té enthiousiaste, dappere en stoere meid. Iemand voor wie ze een beetje op moesten pasten, maar waarmee je wel lol kon maken. Iemand met rood/oranje/gele ogen en rood/bruin haar. Zo was ik vroeger misschien. Het meisje van voordat mijn hele leven op de kop werd gezet. Vóór de braderie. Zelfs nog een deel tijdens.  Het vrolijke en schattige meisje waar iedereen van hield. Vroeger. Maar daarna, daarna was het bergafwaarts met me gegaan. Ik had mensen pijn gedaan, maar mensen hadden mij ook pijn gedaan. Ik werd gevreesd tot het vuur hen het leven benam. Ik had geheimen. Hield mensen op afstand. En zette altijd een masker op. Figuurlijk dan.

Maar nooit was ik depressief geweest. Ik had het geaccepteerd. Er mee proberen te leven.  Ik heb liever dat ik nooit die vuurkrachten had gekregen. Op de braderie had ik het nog ontzettend gaaf gevonden. Ik herrinnerde me dat moment zo goed. Het was laatste moment dat ik het cool vond dat ik die krachten heb. Een vuurmeester. Ik lachte om mijn eigen domheid.

'Gaat het?' Edward haalde me uit mijn gedachten. Ik schrok op. We liepen naar mijn kamer.

'Sorry, wat?'  Ik had de hele vraag niet verstaan. Ik schrok alleen op uit mijn gedachten door zijn krachtige maar toch lieve stem.

'Of het met je gaat? Je keek heel wazig voor je uit.'

'Oh, het gaat wel. Ik dacht aan hoe triest mijn leven eigenlijk wel niet is.'

'Hoe bedoel je?'  Ik hoorde aan zijn stem dat hij interesse toonde. De meeste mensen vragen het uit beleefdheid of omdat ze een gesprek met je willen voeren, maar dan is de interesse ver te zoeken.

'Je weet wel. Dat niemand buiten je familie je eigenlijk echt kent. Dat ze iemand zien die ze willen zien en niet hoe ik echt ben. Niet dat ik dat kan of zo.'

'Hoezo niet?' de verontwaardiging klonk in zijn stem.

Ik stopte met lopen. We stonden midden op de trap naar boven stil. Edward draaide zich om.

'Wat is er?'

'Ik kan toch niet helemaal mezelf zijn. Dan wil niemand meer mij omgaan, omdat ik neigingen heb tot mensen levend verbranden.'

'Ah zo. Neigingen tot? Maar ben je wel dan wel jezelf bij mij?'

'Ja, neigingen tot, als ze me irriteren of iets dergelijks.' Ik stopte even.

Ik deed een stap dichter bij hem. Ik wilde ik zijn prachtige zeeblauwe ogen kijken. Ik wilde hem aankijken terwijl ik zei wat ik vond.

'Bij jou ben ik wel mezelf. Wil ik mezelf zijn. Maar jij weet wie ik ben, wat ik ben. Wij zijn gelijk, ongeveer. Denk ik.'

'En je hebt geen neigingen om mij levend verbranden?'  

Hij glimlachte zijn scheve lach. Wat hem ontzettend knap maakte.

IncendiumWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu