Voor me zaten twee volwassenen vol doodsangst in een hoekje van de keuken, hun knielen opgetrokken. Ze omarmden elkaar stevig. Schattig. Ze konden geen kant op. Ze trilden van angst. De vlammen sloten ze van alle kanten in. Het knetteren van het vuur klonk als muziek in mijn oren. De rook voelde als een heerlijk aroma in mijn neus. Het was bloedheet in de kamer. Heerlijk. Ik stond midden in hun ouderwetse keuken. Ik grijnsde. Het vuur verspreidde zich snel. De houten keukenkastjes vatte vlam. De deurtjes werden langzaam zwart. Het echtpaar begon hevig te hoesten, tevergeefs. Het had geen zin, ze konden het net zo goed opgeven. Dit zouden ze niet overleven. In de verte hoorden ik sirenes. Ik had niet veel tijd meer.
'Alsjeblieft. We zijn onschuldig. Laat ons leven. Alsjeblieft. Wat wilt u van ons?' smeekte de vrouw. Tranen liepen over wangen. Ze waren dan wel onschuldig, maar ze moesten uit de weg geruimd worden. Er bestond een kans dat ze iets wisten. Ik neem liever het zekere van het onzekere, oftewel ze moesten dood. Helaas, wat een tragedie. Niet dat hun leven heel interessant of veelbetekenend was. Een doodnormaal echtpaar van in de 40. Rijk door erfenis, maar ze hadden er niet echt iets mee gedaan. Ze hadden allebei een doodnormale, saaie baan, altijd in dezelfde stad gewoond, nooit de wereld verkend, geen kinderen gekregen en grote kans dat de man uit verveling vreemd ging. Ik deed ze bijna een gunst door ze te laten sterven. Ik lachte alleen maar. Smeek wat je wilt, dit hier is het einde.
Het was bijna zover. Het vuur was zo dichtbij, het verschroeide hun kleren. Ik draaide me om, mijn zwarte mantel gleed over de houten vloer. Bye bye. Vreselijk geschreeuw vulde het brandende huis. Ik liep al buiten toen het langzaam wegebde. Eenmaal op veilige afstand ontplofte het huis. Glasscherven vlogen door de lucht. Een enorme vuurzee verlichtte de heldere nacht. Precies op tijd. De brandweerwagens kwamen aan. Te laat. Ik keek nog één keer om, het prachtige vuur in me opnemend en verdween in de duisternis.
Niets zou lijken op een moord. Het was een ongeluk. Gasleiding ontploft. De kranten zullen er morgen wel vol mee staan.
Flame
'Dat is dan 4 euro, meneer.'
Ik zette mijn liefste glimlach op, en dat was moeilijker dan het leek. Ik vond een glimlach zonde om weg te geven als mensen je niet kende. Ik lachte of glimlachte alleen echt bij mensen van wie ik hield. Dat waren maar 2 mensen: mijn opa en mijn zus Marylin. 2 mensen, dat is eigenlijk best wel triest. Maar meer mensen durfde ik niet te vertrouwen. Alleen zij weten van mijn geheim. Dat is al meer dan genoeg. Natuurlijk had ik vrienden, ik had er genoeg. Maar dat was nooit echt echt. Ze kenden me niet helemaal. Er waren altijd nog de geheimen. "Opletten Flame, je dwaalt weer af." Sprak ik mezelf in gedachten toe. Ik was weer veel te snel afgeleid. Dat krijg je met werk dat je niet interesseert.
De man pakte zijn bruine leren portemonnee. Ik hoopte op een fooi. Hoewel ik uit een rijke familie, vond ik dat ik mijn eigen geld moest verdienen. Ik hoefde al dat geld niet.
'Hier. De rest mag je houden.' De man stond op, hij keek me nog 1 keer aan. Het was een man van rond de 40, waarschijnlijk met één of twee kinderen en een vrouw. Hij had een net pak aan met nette leren schoenen eronder. Ook had hij zo'n koffertje bij zich, die rijke mensen altijd bij zich hadden. Voor alle andere tienermeisjes zou dit pedofielerig overkomen, hoe hij naar mij keek. Maar voor mij niet, ik wist waar hij naar keek. Mijn ogen, waarschijnlijk de mooiste óf bijzonderste ogen die hij ooit heeft gezien. Ze waren rood met oranje en geel. Letterlijk. Je kon het vuur er in zien dansen, tenminste dat zeiden mensen altijd tegen mij. Je kon de vlammen in mijn ogen zien. iedereen moest altijd twee keer kijken. Net zoals deze man. Hij bedoelde er niets mee, dat wist ik ook wel, maar het bleef onprettig als mensen je voor een lange tijd aankijken ín je ogen. Hij keek nog even snel en liep toen weg.
JE LEEST
Incendium
FantasyOveral was er paniek, mensen kijken angstig om zich heen. Sommige aan de grond genageld door de angst en andere rennend voor hun leven. Midden in de chaos sta ik, verstijft en kijkend naar Edward, met geschokte ogen. Hij kijkt mij recht in mijn oge...