Hoofdstuk 10

41 4 15
                                    

Mijn wereld staat voor een kort moment compleet stil. 

De aanblik is bizar. Het is direct duidelijk dat het Lots origineel betreft, want in een oogwenk beginnen al haar kopieën zich richting het zielloze lichaam terug te trekken om daar samen te smelten. 
Ze stond goed beschermd tussen Marc en mij in, dat weet ik nog, en ik zie geen enkele vijand in onze buurt; daar zorgde mijn pulser wel voor. 

"Lot!" schreeuw ik en ik zie ook hoe Marc bleek wegtrekt. Zijn schedel heeft op dat punt wat weg van een doodshoofd. Ik denk geen moment aan het gevaar waarin wij ons bevinden en kniel bij haar neer. Maar haar duplicaten hebben het verhaal eigenlijk al verteld. Vrijwillig zou ze hen nooit hebben teruggetrokken, wat betekent dat ze er echt niet meer is.
Ik kende haar nog geen uur, maar ik voel een verschrikkelijke pijn in mijn binnenste. 
"Lot," zeg ik nogmaals, maar nu fluister ik haar naam - onhoorbaar voor iedereen. Hete tranen druppelen over mijn wangen en komen op haar uniform terecht. Vaag herken ik het werk van Wally. 

"...y! Lily!" 

Verward kijk ik op. Word ik geroepen? 

Het is Marc, zijn gezicht is nog steeds verwrongen, maar hij kijkt ook verbeten. "Lily," zegt hij nogmaals, nu hij ziet dat hij mijn aandacht heeft. 
"Straks is het tijd om te rouwen, nu moeten we vechten." Zijn geschreeuw klinkt niet heel gevoelvol, maar heeft wel het gewenste effect. 

"Kunnen we ons niet terugtrekken*?" vraag ik. Wat is hier het nut van?

"Bijna." Marc klinkt grimmig. Hij schreeuwt nog steeds, maar dat is om boven het geluid van het gevecht uit te komen. Ik zie zoveel bloed. Het gerochel van een stervende vijand, vlak bij me, gaat me door merg en been en klinkt geïsoleerd van de rest van het gevecht. 
Ik moet mezelf weerhouden om niet te gaan kotsen. 

Mijn ogen focussen nergens op als ik naar de heftig bewegende gedaantes om me heen kijk. Winnen we? Ik heb geen idee. 
Marc schreeuwt weer, maar hij dringt niet tot me door. 
Mijn pulser ligt nutteloos naast me. 

Mijn arm wordt stevig vastgegrepen en dat wekt mij uit mijn apathische toestand. Marc staat meters verderop, al heb ik geen actieve herinnering aan zijn aftocht. Hij krijgt het voor elkaar om klimop uit scheuren in het asfalt te laten groeien en zorgt voor een muur aan planten, waardoor hij zijn vijand ongezien kan bereiken en bevechten. Hij ziet niet dat ik in de problemen ben gekomen. Mijn ogen schieten naar mijn wapen, maar die is onbereikbaar. 
Ik zie de dodelijke ogen van de moordenaar voor de mijne dansen en hoor zijn hijgende adem. De geur van zweet die hij uitwasemt is niet te harden. 
Misschien heb ik het verdiend om dood te gaan en misschien is het niet aan mij om het moment of tijdstip te kiezen, maar ik merk hoe ik hiertegen protesteer.

Zelfs al was ik nog in het bezit van mijn kracht geweest, dan was het me op dit moment onmogelijk gemaakt om mijn vingertoppen tegen elkaar te drukken. De vijand, een grote, grof gebouwde man, houdt mijn handen ver van elkaar. 
Ik ben nog maar vijftien jaar. Wat dóe ik hier eigenlijk?
Het zit niet in mij om zomaar op te geven en ik kronkel heftig met mijn lichaam. Mijn training heeft ervoor gezorgd dat ik tot meer in staat ben dan een maand geleden. Ik heb geleerd op mijn lichaam te vertrouwen, zonder gebruik te maken van mijn kracht of de pulser. Misschien is dat voldoende. Deze man is bijna twee keer zo breed als ik en in ieder geval twee keer zo zwaar. Het zal mijn ontsnapping aan hem - verder dan dat kan ik niet denken - ontzettend moeilijk maken. 
Mijn vijand hijgt en ik zie hoe hij zijn ogen toeknijpt achter zijn masker. Hij lijkt met me te spelen en het ziet er naar uit dat mijn moment om te sterven zienderogen dichterbij komt. Mijn worsteling is nu niet meer gebaseerd op theorie, maar op pure paniek. Hij doet me pijn. Ik snik uit doodsangst.

Dan lijken zijn ogen uit te puilen. Hij maakt een stikkend geluid en verliest zijn grip op mijn armen. Zwaaiend met mijn ledematen val ik onelegant op mijn billen - wat nog best pijn doet - en zie hoe hij slanker wordt voor mijn ogen. 
Is dat zijn kracht? Hij lijkt het niet heel fijn te vinden, maar ik weet inmiddels dat het erbij hoort om je kracht als onprettig te ervaren. 

Dodelijke dans [onc2022]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu