De Hoorzitting

97 6 1
                                    

Stil stonden we te kijken. We zeiden niets. Dom en Judy, zo heette ze, huilden zachtjes. Nietsziend staarde ik voor me uit. Dit was een waarschuwing, en dan niet een dat je niet door de les heen mag praten. De dooddoeners waren weer op vrije voeten en volgden hun, weliswaar dode, meester.
Judy was gestopt met huilen. Ze schokte alleen nog met haar schouders, en leek heel hard na te denken. "Ik ben ook een Dreuzeltelg." Ze begon weer zachtjes te jammeren. Ik schrok. Dat betekende dat zij ook vermoord zou kunnen worden. Ik trok Dom en Judy mee. Dit moest Anderling weten.

Toen we in Anderling's kantoor stonden, begon Judy te vertellen. Ze moest om de twee zinnen even diep ademhalen om niet weer te gaan huilen. Toen ze klaar was, was Anderling helemaal wit weggetrokken. Nu pas viel me het op. Deze vrouw was oud. Ze leek altijd zo sterk, maar nu kon je zien dat ze veel mee had gemaakt en dat dat nu zijn tol eiste. Ik wou een arm om haar heen slaan, zeggen dat het allemaal wel goed kwam. Maar het zou de situatie niet veranderen.
Anderling was weer bij haar positieven gekomen en liep nu te ijsberen door haar kantoor. "Meisjes, ik vind het heel erg dat jullie dit moeten meemaken. Jullie zijn nog zo jong. Ik dacht dat Zweinstein veilig was. Dat de hele toverwereld veilig was. Niet dus. Ik ga nu met de andere leraren naar het meisje toe. Jullie kunnen zo lang hier even wachten." We knikten. Tot ik me iets bedacht. "Professor?"
"Ja, meisje?"
"Hoe kan het dat de dooddoeners vrij zijn? Die zaten toch in Azkaban?"
Anderling kreeg weer die oude uitdrukking. "Ik ben bang dat er een massaontsnapping is geweest."
En met die woorden verliet ze het kantoor.
Gedrieën bleven we achter. Niemand zei iets, iedereen moest dit verwerken. Dom was de eerste die weer een beetje normaal kon nadenken. Ze begon wat rond te lopen en liep langs iets wat veel op een soort wasbak met een spiegel erboven leek. Toen ze het aanraakte, schoven de spiegels opzij en kwam er lage bak met een zilverkleurige vloeistof tevoorschijn. Erboven stonden rijen flesjes met zo'n zelfde, zilverkleurige vloeistof er in.
"De Hersenpan," fluisterde ik. "Ik heb erover gelezen in 'Een Beknopte Omschrijving van Zweinstein'. Je kan er een herinnering mee bekijken." Dom en Judy keken me verbaasd aan. Dom begon te zoeken in de rij flesjes, tot ze stopte bij één. "Hoorzitting dooddoeners, staat erop. Zou dat de veroordeling van de dooddoeners na de Slag om Zweinstein zijn?" Vroeg ze. Judy antwoordde vaag. "Er is maar één manier om daar achter te komen."
Ik keek haar geschrokken aan. Wou ze echt met de hersenpan die herinnering gaan bekijken? Maar Dom was de inhoud van het flesje al in de Hersenpan aan het gieten, dus ik had geen keus.
Judy boog zich net als Dom en ik over de Hersenpan. Tegelijkertijd lieten we onze hoofden verder zakken en een paar seconden later stonden we in iets wat veel weg had van een rechtszaal.
Ik zag professor Anderling, de minister van Toverkunst en een paar schouwers die ik op het terrein van Zweinstein had zien rondlopen. Helemaal vooraan zaten Harry Potter, Ron Wemel en Hermelien Griffel. Juffrouw Griffel en meneer Wemel hielden elkaars hand vast. Naast Harry Potter zat een roodharige jongedame van wie ik de naam niet meer wist. Ik had haar laatst in Heks en Haard zien staan. Ze was prachtig, en zat daar vol zekerheid. Harry Potter had zijn hand zenuwachtig op haar onderarm gelegd en schuifelde heen en weer op zijn stoel.
Verder zaten er op de tweede rij allemaal jonge mensen van ongeveer dezelfde leeftijd als Harry Potter.
Toen gingen twee grote deuren open en kwamen de dooddoeners binnen. Ze zaten al op stoelen, met kettingen rond hun polsen en enkels. Ze keken verbeten, maar zeker niet bang. Dat deed me huiveren. De minister nam het woord. "Percy Wemel, bent u klaar?" Een jongeman met roodkrullend haar knikte zenuwachtig. "Mooi zo." Vervolgde de minister. "Laten we dan maar beginnen. Hoorzitting betreft dooddoeners die hebben gevochten tegen Zweinstein in de Slag om Zweinstein en een bijdrage leverden aan Heer Voldemort." Hij slikte even bij het zeggen van die naam. "Getuigen: de hele Orde van de Feniks, Strijders van Perkamentus en alle leerlingen en leraren van Zweinstein die mee hebben gevochten." Hij nam een kleine adempauze. "Wel. Ik ga alle verdachten nu individueel een verklaring laten afleggen. Hier dient u eerlijk in te zijn."
"We beginnen bij Alecto Kragge. Vertel. Wat was precies uw bedoeling van de aanval?" Hij keek gebiedend naar hem.
"Onze meester wil de tovergemeenschap zuiveren van modderbloedjes. Als de mensen niet toegeven, dan moet het dus op deze manier. Ik wou even zeggen dat ik er totaal geen spijt van heb." Zei ze zelfverzekerd. Minister Wolkenveldt knikte en keek toen de rechtszaal door. "Zij die voor vrijlating zijn, steekt uw hand op!" Geen enkele hand ging omhoog. "Goed, dat lijkt me duidelijk. Veroordeeld! Levenslang Azkaban!"
Alecto Kragge keek brutaal naar de getuigen, maar zei niets. Wolkenveldt ging door met de hoorzitting. "Goed. Gezien het aantal verdachten en de beperkte tijd die we hebben, wil ik vragen wie van de veroordeelden anders over deze kwestie denkt." Verwachtingsvol keek hij naar beneden. Een wit-blondharige man stak heel voorzichtig zijn hand op. Kragge rolde met haar ogen. "Ja, meneer Malfidus?" Vroeg de minister.
"Eh... Ik eh... Mijn vrouw, zoon en ik vonden het eigenlijk... Eh... Niet zo'n goed plan, dat van die Slag om Zweinstein. Ik bedoel... Eh... Modderbloedjes zijn geen aanwinst voor de tovergemeenschap, maar..." Ron Wemel kwam woedend uit zijn stoel en wilde op Malfidus afstormen, maar juffrouw Griffel hield hem tegen. Grommend ging hij weer zitten. Malfidus leek even uit het veld geslagen, maar vervolgde toen zijn verhaal weer. "Ik vind het niet nodig om ze... Eh... Te vermoorden. Enne... Ik heb ook niet gevochten. Toen mijn zoon op zestienjarige leeftijd misschien wel de zwaarst denkbare taak kreeg van Heer Voldemort, namelijk Albus Perkamentus vermoorden," De hele zaal hield van schrik zijn adem in. "...zijn wij aan hem gaan twijfelen. Maar als je eenmaal dooddoener bent, kom je daar moeilijk onder vandaan. Dus bleven we. We waren altijd bang, bang voor straf van Jeweetwel. Tijdens de Slag om Zweinstein hebben wij niet gevochten, maar onze zoon gezocht." Meneer Malfidus stopte even. Mevrouw Malfidus vervolgde het verhaal. "We hebben hem uiteindelijk gevonden, maar pas toen Zweinstein tegenover Jeweetwel kwam te staan. Draco stond nog bij Zweinstein. Wij waren diep onder de indruk, maar we waren gedwongen hem naar de kant van Jeweetwel te roepen. We vinden het heel erg dat wij Draco onder deze omstandigheden hebben moeten opvoeden. Toen wij hem zochten, vocht hij in de Kamer van Hoge Nood tegen Harry Potter, Ron Wemel en Hermelien Griffel. Ondanks dit hebben zij daarna twee keer zijn leven gered. Wij zijn hier nog altijd dankbaar voor." Ze huilde nu. Draco zelf zat er stilletjes naast. Harry Potter stond op. "Mag ik iets zeggen?" Vroeg hij aan de minister. Die knikte. Harry Potter richtte zich tot de zaal. "Toen Voldemort de doodsvloek over mij uitsprak en ik op de grond viel en hij dacht dat ik dood was, vroeg hij Narcissa te checken of ik dood was. Dat was ik niet, maar toch zei ze van wel. Hiermee heeft ze mijn leven gered, en daarmee meegeholpen om Jeweetwel te verslaan. Ik denk dat het rechtvaardig is hen vrij te laten, mits zij beloven nooit meer iets met de andere dooddoeners te maken zullen hebben."
De minister knikte. "Bedankt, meneer Potter. Ik denk dat we nu gaan stemmen. Hen die zijn voor vrijlating?" Hij keek de zaal rond en stak zelf zijn hand op. Duidelijk meer dan de helft deed hetzelfde.
"Goed, ook dat lijkt me duidelijk. Lucius, Narcissa en Draco Malfidus: Vrijgesproken!" Zei de minister. De Malfidussen zuchten opgelucht, en Narcissa omhelsde haar zoon. Ze huilde nog steeds. "Bedankt," fluisterde ze. Met z'n drieën liepen ze de zaal uit, begeleid door twee bewakers. De rest van de dooddoeners keek hen verontwaardigd aan. De minister nam weer het woord. "Nog anderen die iets willen zeggen?" Vroeg hij. Alle handen bleven omlaag. "Oké. Iedereen veroordeeld! Levenslang Azkaban!"

Toen eindigde de herinnering en stonden we weer in Anderling's kantoor. Ik keek verdwaasd rond, en zag tot mijn schrik dat Anderling achter ons stond. Dom en Judy hadden het ook in de gaten en keken schuldbewust naar de grond. Anderling keek ons boos aan. "Zo, een beetje gluren tussen andermans spullen? De hersenpan nog wel? Dat wordt dan 20 punten aftrek per persoon!"
Oeps. Ik keek haar schuldbewust aan. "Sorry," mompelde ik. Anderling aaide me over mijn hoofd. "Sorry meisje, maar dat zijn de regels."
Ik knikte en liep met Dom en Judy naar buiten. Judy keek verontwaardigd. "Nou ja zeg, gewoon een beetje punten aftrekken terwijl we net een dood meisje hebben gevonden!" Dom gromde ook verontwaardigd. Ik bleef stil, en zo liepen we allemaal naar de leerlingenkamer.

Haii, toch ff een hoofdstukje (en niet zo'n korte ook :D) ondanks bijna geen wifi :) Ik heb de Malfidussen vrijgelaten, gwn omdat t kan. Dus.
Xx Carine

Hogwarts' Potion Master • HP fanfic • boek I • EXTREEM LANGZAME UPDATESWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu