Geheime bijeenkomsten

131 12 1
                                    

Doodsbang keek Domenique me aan. Ik speurde de kamer af naar iets om te vluchten. Ik zag een kast staan. Dat was onze kans. Ik wenkte Dom. Maar ze was weg. Opeens hoorde ik een gil. Achterin de kamer lag ze op de grond te spartelen. Een gemeen grijnzende man keek op haar neer, zijn toverstok voor zich uit stekend. Ik snelde naar haar toe. "Laat haar met rust! Ze heeft toch niks misdaan?" Riep ik, dapperder klinkend dan ik eigenlijk was. "Aha... Wil de kleine Alice ook even?" Grijnsde hij gemeen. Ik keek geschrokken naar de man. Hoe wist hij mijn naam? 'Expelliarmus' flitste door mijn hoofd. Ik had geen idee wat dat betekende, ik had het gelezen in een van mijn schoolboeken. Ik richtte mijn toverstok op de man en riep de spreuk. Het kwam kennelijk nogal onverwachts, want de toverstok vloog gewoon uit zijn hand. Met gemak ving ik hem. De man keek me verbaasd aan. Ondertussen was Domenique opgestaan. Ze steunde op mijn arm en huilde zachtjes. Ik aaide haar zachtjes over haar arm. Nu de man geen toverstok meer had, stond hij machteloos. Maar goed, we hadden nu één man 'verslagen'. En er zaten er nog een stuk of twaalf aan de tafel. Zij gingen gewoon verder met hun 'vergadering', alsof hier helemaal niets gebeurde. Ik herinnerde me de kast weer. Ik trok Dom voorzichtig mee en liep de kast in. Meteen begon alles te draaien. Een misselijk gevoel kwam in me op toen we door een 'onzichtbare hand' platgedrukt werden. Het leek alsof we door de lucht werden gesmeten. Jemig, waar waren we nu weer in verzeild geraakt?
Opeens zwaaiden de kastdeuren open. We stapten uit en stonden in een donkere ruimte. Ik keek om me heen, maar ik zag eigenlijk geen hand voor ogen. Ik trok mijn toverstok en fluisterde lumos maxima. De punt van mijn toverstok lichtte op en ik zag nu dat we in een soort opslaghok stonden. Overal om me heen stonden stellingen met kleine potjes en flesjes erin. Als ik niet doodsbang was geweest zou ik alles even zijn gaan bewonderen. Domenique was inmiddels bijgekomen en trok me mee naar de deur. Ze duwde hem open en we stonden in een winkel. Ik herkende het type spullen: we waren in Odius & Oorlof. "Misschien moeten we op zoek naar een open haard. Dan kunnen we via het haardrooster terug naar Zweinstein," opperde Dom.
"Goed idee." Samen liepen we de winkel rond, maar we vonden geen haard. "Misschien hiernaast?" Zei ik. Domenique knikte en samen liepen we de winkel uit. Het pand naast Odius & Oorlof zag er verlaten uit. Zachtjes duwde ik de deur open. Hij kraakte enorm en gaf toen mee. We stonden in iets wat voorheen waarschijnlijk een huis was geweest van een vooraanstaand persoon, maar wat nu volledig was overgenomen door het verval. Domenique wenkte. "Als dit een huis is geweest, is er vast ook een haard!"
Samen liepen we naar de woonkamer, om ons meteen kapot te schrikken toen daar een lijk op de grond lag. Om precies te zijn, het lijk van een vrouw. Ze bloedde niet, maar toch zag het er onsmakelijk uit. Ik wendde mijn hoofd af om het niet te hoeven zien. Ook bij Dom was de afschuw van haar gezicht te lezen. Dom trok aan mijn arm. "Weet jij wie dat is?" Vroeg ze. Ik haalde mijn schouders op. Dom begon iets te zoeken in de zak van haar gewaad. Ik keek haar vragend aan. "Een fotocamera. Ik heb er altijd eentje bij me, voor het geval ik mijn zus en Teddy zie," siste ze. Ik grijnsde. Toen bedacht ik me dat een foto maken best slim was, zo konden de leraren kijken of ze de vrouw herkenden. Achter me klonk het geklik van een camera en een kreet van walging omdat ze nu noodgedwongen naar de vrouw moest kijken. Toen ze klaar was trok ik haar mee naar de haard en pakte wat Brandstof uit het zakje wat ernaast hing. Ik gooide het in de haard en riep Zweinstein! Ik stapte de haard in sjeeste langs allemaal verschillende huiskamers. Uiteindelijk landden we in het kantoor van professor Anderling. Nu zouden we het verhaal helemaal moeten gaan vertellen... Ik probeerde nog stiekem zachtjes weg te lopen, maar ik wist zelf eigenlijk ook wel dat dat kansloos was. "Aha, kijk eens wie we daar hebben," zei Anderling van over haar brilletje. "Juffrouw McDonald en Wemel. Wat dachten jullie te gaan doen dat jullie hier door middel van het haardrooster mijn kamer in komen?" Ze keek ons streng aan.
Ik keek Dom aan. Die nam het woord. "Kijk, we liepen dus door een gang naar de leerlingenkamer. En toen verscheen er een deur in de muur die op een kiertje stond," begon ze twijfelend. Ik nam het van haar over. "We dachten, laten we even kijken," zei ik beschaamd. "En toen zaten er binnen allemaal mensen met zwarte kappen en metaalachtige maskers op."
"Dooddoeners," fluisterde Anderling angstig. Ik schrok. Mama had me verteld dat die mensen 15 jaar geleden allemaal waren opgepakt. Blijkbaar liepen er dus nog steeds van die mensen rond. Ik besloot verder te vertellen.
"Een zo'n man martelde Domenique. Toen heb ik de man ontwapend en zijn we door middel van een kast gevlucht." Ik vertelde het hele verhaal. Anderling knikte goedkeurend bij het deel dat ik de man ontwapend had. "Wilt u de foto's zien?" Vroeg Dom. Ze haalde haar camera tevoorschijn. "Ik moet ze nog in zo'n bewegingsvloeistof leggen, maar je kan het nu best goed zien." Anderling tuurde vanachter haar brillenglazen naar het kleine schermpje. Haar mond vormde geluidloos Suzanne.

Hogwarts' Potion Master • HP fanfic • boek I • EXTREEM LANGZAME UPDATESWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu