Hoofdstuk 1

71 6 5
                                    

Ik kijk in de spiegel, naar mijn haar dat door mijn moeder in twee lange vlechten wordt gevlochten. De linker is al af. Over pluizen er kleine plukjes uit. Met mijn wijsvinger volg ik een van de plukken haar in de vlecht. Mijn moeder draait een blauw elastiekje in het uiteinde van de rechter vlecht. Alsjeblieft lieverd. Mompelt mijn moeder tegen de muur inplaats van tegen mij. Zoals altijd kijk ik naar mijn witte gympen. Ik begrijp haar wel hoor. Ik zou helemaal kapot zijn als mijn dochter niet tegen me zou praten. Maar ik kan moeilijk voor alleen haar een uitzondering maken. Ik kijk pas weer op als ik de deur achter me hoor sluiten. Met een zucht vis ik een bruin elastiekje uit de la onder de wasbak. Voorzichtig trek in het blauwe elastieken met mijn duim en wijsvinger uit mijn haar. Met mijn andere hand wikkel ik snel het plaatsvervangende elastiekje er om heen. Ik werp nog een laatste blik in de spiegel en loop dan de badkamer uit. Ik hoor mijn moeder wat in de keuken rommelen. Snel pak in mijn tas van de bijzet bank en loop zo stil mogelijk de deur uit.

43, 44. Nog steeds 44 lantaarn palen. Waarom zou het ook veranderen? Elke ochtend als ik naar school fiets op mijn zwarte oma fiets tel ik de lantaarnpalen langs de dorpsstraat. Ook mag ik niet naar het bobbeltje in de stoep halverwege de straat bij huisnummer 13 kijken. Net als dat ik elke maandag ochtend mijn groen geruite veel te grote blouse aan trek, gecombineerd met een heel licht blauwe of donker witte spijkerbroek die strak om mijn benen zit. Zo zou ik nog jaren door kunnen gaan. Ik zou duizenden saaie school schriften vol kunnen schrijven met vergelijkbare dingen. Alhoewel. Ik denk niet dat dat lukt. Nee dat zal onwijs veel werk zijn. Theoretisch gezien zou het natuurlijk wel kunnen. Als er iemand bestaat die het geduld van een reiger heeft en een robot hand waar je geen pijn aan zult krijgen. Dan zou het kunnen. Maar toevallig weet ik dat ik diegene niet ben. Maar als ik hem ooit eens tegen kom zal ik zeker vragen, of als hij misschien even tijd heeft, al mijn schriften vol wilt schrijven.

Ik parkeer mijn fiets op mijn vaste plek naast het schuurtje. Niet dat het officieel mijn. Vaste plek is hoor. Maar iedereen accepteert het. Niet alleen dat. Iedereen accepteert gewoon...tja... Hoe ik ben? Oke dat zou logisch moeten zijn maar dat is het niet perse in mijn geval. Want ik ben een "apart geval", zoals mevrouw Anderson het noemt. Mevrouw Anderson is mijn irritante therapeut. Niemand zou zich bij haar op zijn gemak voelen. Daar zijn duizende redenen voor. Ze noemt me altijd schat. Ja halo ze is m'n vriendje niet. Niet dat ik er een heb. Gelukkig. Het lijkt me vreselijk zo'n bemoeial in je rustige leven. Bovendien willen jongens altijd aan je zitten. Niet dat de meeste meisjes van mijn leeftijd dat eeg vinden als je het mij vraagt. Maar mevrouw Anderson zou wel door kunnen gaan voor een vriendje hoor. Ze zit altijd aan mijn haar. Ze zegt dat ze het mooi vind, zo rood. Nou daar is ze dan duidelijk de enige in. Als je mij niet meetelt. Ik vind het prachtig. Veel mooier dan van dat slagroom wit en herfstbladeren bruin. Wat ik alleen nooit begrepen heb is waarom mensen het ingodsnaam rood noemen. Ik bedoel een beetje mens ziet dat het oranje is. Ik trek mijn fiets sleutel uit het slot en laat hem in mijn zak glijden. Alweer naar mijn voeten starend loop ik naar de deur. Ik knik de docenten gedag en loop naar lokaal nummer 104. Dat lokaal is heel indrukwekkend. De helft hangt boven het schoolplein. Elke maandag ochtend het eerste uur hebben we hier Engels. Dat staat vast. Meestal. Daarom sta ik maandag vroeger op. Dan ben ik eerder op school en kan ik een plekje bij het raam bemachtigen. Ik loop het lokaal binnen waar mijn docent Engels als druk bezig is. Met de gramatica nog maar eens goed door te nemen om dat vervolgens in de les nog een te doen. Ik wordt er gek van. Ze kijkt op als ik me op de stoel naast het raam laat ploffen. Ze zegt niks en gaat weer verder met het denk ik gramatica doornemen. Ik zoek in mijn tas naar mijn Engels boeken die ik met paars kaftpapier gekaft heb. Ik pak mijn etui en begin op het boek met paars kaftpapier te tekenen. Langzaam
Druppelt de rest van de klas binnen. Ik kijk niet op als er iemand naast me gaat zitten. Ik voel dat diegene me aan staart en het stoort me. Ik leg mijn potlood neer en werp de jongen naast me een dodelijke blik toe. Hij rolt met zijn ogen en bukt zich om iets uit zijn tas te halen. Ik begin weer met tekenen.  Ik kijk stiekem vanuit mijn ooghoeken naar de jongen. Hij draagt, zoals de meeste jongens, een spijkerbroek met daarboven een iets te klein blauw v-hals t-shirt waardoor je de vormen van zijn niet zo gespierde borstkas kunt zien. Zijn bruine haren hangen voor zijn ogen als hij zo naar beneden kijkt. Hij draagt zwarte Nikes met daaronder grijze sokken. Het is gewoon een normale jongen, zoals alle anderen, niks bijzonders dus. Ik verdiep me weer in de 15 puntige ster die ik aan het tekenen was. Net als ik aan punt 11 wil beginnen gaat de bel. De docent, ik geloof dat ze Inge ofzo heet, staat op. Ze loopt mijn kant op en steekt haar hand uit. Ik kijk haar vragend aan. Dan pas zie ik dat de hand niet voor mij bedoeld is maar voor de jongen naast me. Beleefd steekt hij zijn hand uit. Halo jullie zijn zeker nieuw hier? Vraagt hij voor dat de docent ook maar iets kan zeggen. Er verschijnt een glimlach op haar gezicht, en de rest van de klas werpt vragende blikken naar elkaar. Zo van: moet ik lachen? Nou het is best grappig maar ook wel een beetje raar. Dat soort blikken. Hij denkt zeker dat hij grappig is. Nou niemand heeft besloten om te gaan lachen, behalve de docent dan. Dus jij bent zeker nieuw hier? Vraagt ze lachend. Hij glimlacht vriendelijk terug. Jeetje wat een uitslover. Ik geef Engels, maar dat had je vast al gezien, en mijn naam is Annemarie en je mag me gewoon aanspreken met jij hoor. Zegt de poeslief. Oh Annemarie tja dat kan natuurlijk ook.

Ik loop naar de automaat in de gang. De jongen heeft niks tegen me gezegd, gelukkig maar. Ik duw 70 cent in de automaat en toets nummer 12 in. De stroopwafel valt naar beneden. Ik buk me om hem te pakken. Als ik opsta en me omdraai staat de jongen achter me. Hij lijkt niet te merken dat hij een beetje in de weg staat. Ik leun tegen een muurtje en wacht tot ik er langs kan. Hij stapt naar voren en koopt ook een stroopwafel. Nog steeds kan ik er niet langs. Dan draait hij zich plotseling om. Als je er langs wil mag je dat gewoon zeggen hoor. Ik zucht. Laat me gewoon!  Hij lacht om mijn zwijgen. Ben je een beetje verlegen? Pest hij me. Jeetje wat een klootzak. Ik zie aan zijn gezicht dat hij expres zo blijft staan dat ik er niet langs kan. Ik blijf hier wachten net zolang tot jij je mond open trekt. Zegt hij alsof hij reuze grappig is. Niet dus. Ik maak het blauw met witte zakje open en haal mijn stroop wafel eruit. Terwijl ik er aan begin te knabbelen blijft hij me aankijken. Jeetje kan je me niet zo begluren ik wil gewoon eten! Wil ik uitroepen. Maar in doe het niet. Natuurlijk niet. Waarom zou ik voor hem een uitzondering maken? Net als ik mijn stroopwafel op heb, gaat de bel. Verwachtend dat hij naar de les zal lopen kijk ik hem aan. Maar hij blijft staan.

---------
Heey lieve lezers! Eerste hoofdstukje is af. Ik hoop dat jullie het leuk vinden. Reacties zijn altijd welkom. Ik was echt helemaal verdiept in het verhaal. In mijn andere boek ( the never ending way) ha reclame, schreef ik veel kortere hoofdstukjes van iest van 600 woorden en nu is hij 1405 worden! Wauw Oke misschien vinden jullie het wel he weinig maar ik ben best trots. Oke.

Comment

Ly

Xx

Mijn favoriete jijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu