Hoofdstuk 8

25 2 2
                                    

Zou het misschien aardig zijn een "het spijt me" brief te schrijven? Aan Os? Hij is vast al heel lang boos op mij omdat ik Timo geloofde. Ik moet toegeven dat ik het knap vind dat hij dat niet heeft gezegd, dat hij geen woede op mij uitte, of mij negeerde. Ik weet zeker dat ik dat had gedaan als ik in die situatie was beland. Ik bedoel ik had hem zowiezo genegeerd want dat doe ik al, maar ik was dan echt boos op hem geweest. En hij heeft er niks tegen gedaan. Was hij dan niet gefrustreerd? Dat ik hem niet geloofde? En ook al heb ik nu echt medelijden met hem, schrijf ik geen "het spijt me" brief. Het voelt raar om een brief aan iemand te schrijven, denk ik. Een brief is iets heel anders dan een "ja" of "nee" op een blaadje te schrijven om simpel weg iemand te antwoorden. Of om een opdracht op te schrijven die alleen de leraar leest, en vaak zijn die ook niet zo persoonlijk. Nee een brief telt bijna wel als praten.

Ik ontgrendel mijn telefoon en open watsapp. 1 bericht. Nieuwsgierig open ik het bericht. Het is van Os. Waarom van Os? Hee, niet boos worden, lees dit bericht gewoon af en denk over mijn vraag na.
Zou je het leuk vinden morgen iets leuks met mij te doen?

Ja daaaag. Wat dacht hij zelf. En wat verstaat hij wel niet onder iets leuks. Ik dacht het mooi even niet meneer Os. Ik wil net opstaan om iets te drinken te pakken als mijn telefoon trilt.

Je denkt er niet over na he?

Hij kent me te goed. Wacht, wat? Hoezo kent hij mij te goed? Ik ken hem niet eens. Ik bedoel, ik ken hem wel maar niet goed. Hoe kan hij mij dan in Gods naam te goed kennen?

Nog steeds wil ik niks "leuks" met hem doen. Maar ik wil mij ook niet laten kennen. En een idioot diep in mij stuurt hem een berichtje terug.

Ja

En nog voordat ik mijn telefoon uit zet krijg ik een berichtje terug.

Oke tot morgen uit school dan maar.

Wauw iris, dat heb je weer goed voor elkaar. Verschrikt kijk ik achter me en zie daar ben staan. Ik kijk hem boos aan. " als je dat maar niet doet tijden je "afspraakje" lacht hij". Ik draai me om en probeer hem te negeren. Maar het gaat vrij moeilijk aangezien hij mijn telefoon afpakt en roept, " iris heeft een afspraakje!" Wat heb ik een geluk dat mijn moeder niet thuis is.

Nerveus zit ik op het kleedje dat Os heeft neergelegd. Ik weet niet wat hij hier mee van plan is maar ik ga zeker niks met hem beginnen als hij dat soms denkt. Ik staar voor me uit, het is al donker en de sterren schitteren in de hemel. Het is augustus. 19 augustus. En  ik zit met Os op een kleedje in zijn achter tuin sterren te kijken om half 2 s'nachts. Ik sla mijn hand voor mijn mond om een gaap te verbergen. Als ik hem terug op mijn schoot laat zakken voel ik een warme arm over mijn schouders. Ik onderdruk een zucht en duw Os zijn arm van mijn schouders. En hij doet alsof er niks gebeurd is. Zo blijft het een tijdje stil. Ik staar voor me uit en ontdek de grote beer. Met mijn elleboog stoot ik Os aan en wijs hem het steelpannetje aan. De grote beer toch? Vraagt hij. Ik knik. Weet je... Begint hij. In augustus vallen de meeste sterren. Ik hoop er een te zien en dan iets te kunnen wensen wat ik jou niet zal vertellen. Ik lach in mezelf. Ik krijg de neiging antwoord te geven. Jaren lang had ik geen behoefte te praten. Maar op Os zijn vragen moet ik soms antwoord geven. Maar ik doe het niet. Ik maak geen uitzondering voor hem.
Het is niet dat er in augustus veel sterren vallen, maar dat we in augustus door een gebied in het helal gaan waar je de vallende sterren goed kunt zien. Vertelt hij me. Weer blijft het een tijdje stil. Opnieuw voel ik zijn arm op mijn schouders rusten. Dit keer laat ik hem liggen. Het geeft een vertrouwd gevoel. Niet dat ik hem vertrouw hoor. Voor geen meter. Ik snap niet waarom hij mijn leven is binnen gewandeld. Opnieuw begint hij te praten, ik denk gewoon om de stilte op te vullen.
Het is nog nooit iemand gelukt een sterrenhemel te schilderen, zo mooi dat het echt lijkt. Denk je dat jij dat zou kunnen, nee dat kan niemand, nooit niet. Hij geeft al antwoord op zijn eigen vraag. Het is niet erg, ik had toch niet geantwoord. Natuurlijk zou het lastig zijn een sterren hemel te schilderen. Niemand zou die zilver witte glinstering van een ster kunnen schilderen. Bovendien zei je een sterren hemel nou eenmaal niet zo vaak zo mooi als hij nu is. Ik vind de nacht altijd prachtig. Hoe vanmiddag nog wolken aan de lucht stonden en de hemel licht blauw was, is de hemel nu als een donkerblauwe zijde doek waarboven mooi wit licht valt. Zo af en toe zit er gaat je in het doek waardoor je het mooi licht in kleine puntjes kan zien. Ik voel zijn arm verstrakken. Ik kijk op, maar zie niks. Vragend kijk ik hem aan. Ik zag er een. Verduidelijkt hij me. Ongelovig kijk ik hem aan. Echt waar! Roept hij beantwoordend op mijn blik. Ik geloof hem wel. Wat zou hij gewenst hebben. Toch geen hond hoop ik. Ik lach in mezelf bij de gedachte aan Os die een hond wenst. Zo'n wens komt natuurlijk nooit uit. Nee, stel ik zou een ster zien zou ik iets heel anders wensen. Iets wat ik zou kunnen. Je raadt mijn wens toch nooit. Zegt Os alsof ik het hardop dacht. Soms snap ik die jongen echt niet, altijd raad hij wat ik denk, altijd weet hij wat ik wil. Dat is soms best handig. Maar hoe hij het weet is voor mij een raadsel.

Mijn favoriete jijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu