Hoofdstuk 7

31 1 2
                                    

Iris? Ik hoor de fluister stem van Os in mijn linker oor. Geïrriteerd kijk ik op. Wat heb je gedaan? Hij wijst naar mijn hoofd, naar het litteken. Gevochten zeker? Zegt hij lachend. Ik werp hem een NietGrappig blik toe. Onschuldig steekt hij zijn handen omhoog, het was maar een grapje zegt hij schijnheilig. Wauw wat grappig.
We zitten bij Nederlands, en hebben de opdracht gekregen een gedicht te schijven over iets waar mensen over na zouden gaan denken. Ik kan niks bedenken. Ik staar naar buiten. Het is donker en het regent, het ziet er maar sneu uit.

De lucht is donkergrijs en de wolken bewegen angstaanjagend langzaam. De regen druipt van de takken en bladeren die wiegen in de wind als iemand die langzaam wakker wordt uit een diepe slaap. Het ziet er maar treurig uit. Alsof dit de laatste dagen zijn, alsof er iemand is overleden, alsof er iets onheilspellends komen gaat. De regen overtuigt je ervan dat het triest is, en triest blijft, het leven, en de wereld. Het grijze neemt bezit van je, en kleurt je hard in met een grijs potlood. Een uit gumbaar potlood. Want dan zie je een vogel. Zijn witte vleugels snijden door de lucht als messen door een kunstwerk. Het is net een klein lampje. Een pluspunt. Maar plots stopt het lichtje met flikkeren. Het valt naar beneden en je verliest je hoop. Het potlood tekent onverstoorbaar verder. En net als je je weer om wilt draaien om verder te treuren, om je leven over te denken, verschijnt het lichtje plots weer. Het stijgt op als een leeuw die achter zijn prooi aan zit. Het gaat hoger en hoger en blijft dan zweven. En alsof dat een betekenis had breken er langzaam kleine gele zonnestraaltjes door de grijze donkere wolken. De wereld beweegt langzaam weer, het wordt wakker en zet zichzelf in beweging. Madelief, een klein meisje met twee blonde vlechtjes en een geruit rokje met een keurig wit blousje stapt naar buiten. Ze is een jaar of 6. Ze is nog klein en lief, geen zorgen, geen vermoeden. Geen vermoeden. Ze kijkt op naar boven. Niet wetend dat daar dezelfde donkere wolken staan te wachten die zojuist nog waren verdreven. Ze blijft kijken. Kan je het geloven? Dat zelfs zo'n klein meisje maar een klein meisje is? Dat de wereld zelfs voor haar geen uitzondering maakt. Er valt een druppel. En langzaam breekt een genadeloze storm los, daar boven het hoofd van die kleine lieve madelief. Zelfs voor haar maakt de wereld geen uitzondering.

Mijn hand doet pijn van het schrijven als ik mijn pen neer leg. Os staart me aan. Zo jij had wel een heel goed idee. Ik rol met mijn ogen. Bemoeial.
Een titel? Ik moet nog een titel. Ik lees mijn eigen schrijfwerk nog eens door maar ik kan maar niks verzinnen. Mag ik eens lezen? Vraagt hij. Ik schuif het schrift naar hem toe, waarom ook niet. Ik zie hem aandachtig lezen.
De gum en het potlood. Is enige wat hij zegt. Ik begrijp het niet. Is het zo slecht, bedoelt hij dat ik het weer uit moet gummen? En opnieuw moet schrijven. Blijkbaar merkt hij mijn vragende blik op. Een titel. Voegt hij dan toe. Het is een titel. Een goede titel als je het mij vraagt.

Ik kan het niet geloven. De hele dag heb ik Timo weten te ontlopen. En nu staat hij voor me. Maar niet voor lang. Ik draai me om en ren weg. Iris! Wacht ik wil je iets vertellen. Ik negeer hem en loop stug door. Iris! Toe nou het is belangrijk. Belangrijk jaja. Ik weet niet waarom maar het maakt me nieuwschierig en ondanks dat een groot deel van mij het niet wil draai ik me toch om. Ik kijk recht in Timo's blauwe ogen.
Ik heb gehoord van het ongeluk, en het spijt me heel erg. Ook van het andere. Maar ik kan je niet zeggen dat ik nu niks meer voor je voel. Ik kan wel accepteren dat we geen vrienden meer zijn. Ik begrijp het als je me nooit meer wilt zien. Maar ik wil dat je een ding weet. Het gevecht dat ik met Os had, wat je je vast nog wel herinnert. Weet je nog dat ik je vertelde dat Os zei dat hij vond dat je een stom kind was? Dat was niet waar. Ik verzon het om Os zwart te maken. Ik had heus wel door dat hij je leuk vond. En ik moest er gewoon een stokje voor steken. Het spijt me echt. Het was fout dat ik dat zei. Wat er echt gebeurde, en wat Os je vast ook heeft verteld is, hij haalt diep adem en slaat zijn ogen neer als hij zijn zin af maakt. Os verteld me dat hij je leuk vond, ik werd boos, ik weet niet wat het was. En toen we uitklaar werden gehaald door wat leraren zei ik dat Os begon. Het spijt me echt. Ik had het niet moeten doen.
Zijn hele verhaal heb ik aangehoord zonder ergens op te reageren. Ik weet mezelf geen houding te geven. Hoe moet ik reageren? Wat hij deed was echt fout. Dus wordt ik boos. Maar hij zie het zo eerlijk en lief. Nee hij is niet lief iris! Hij heeft tegen je gelogen. Zonder precies door te hebben wat ik doe ren ik op hem af. Mijn arm strekt zich. En voor ik het weet raakt mijn vlakke hand zijn wang.
Nu pas merk ik dat ik sneller ben gaan ademen. er rolt een traan over Timo's wang. Ik kon er niks aan doen, altijd hou ik mijn woede op, en nu moest het er gewoon even uit. Wat een onzin. Dit alles is onzin. Rustig iris, probeer even rustig na te denken. Maar het leukst me niet om allee op een rijtje te zetten. Alles vliegt, rolt, springt, door mijn hoofd. Het is gek, waarom maak ik hier zo'n drama van? Er is niks. Het is maar een kleien leugen die is recht gezet, en het verlies van je enige vriend. Maar meer niet. Dat is het.

Mijn favoriete jijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu