Hoofdstuk 10

21 1 0
                                    

Het gebeurde allemaal die ene avond. Mijn broer was die dag jarig. Het was een groot feest want hij werd 16. Alle familie was er. Er werd vrolijk gekletst en thee gedronken. Die avond toen ik in mijn bed lag werd er op mijn deur geklopt. Voor ik iets kon zeggen werd de deur geopend en in de deur opening stond mijn broer. Hij droeg een pak, maar ik vroeg me toen het af waarom. Zijn stropdas zat keurig recht en zijn haar was met gel naar achter gekamt. In zijn hand had hij zijn zwarte hoodie. Hij gooide hem naar mij. Wil je deze aantrekken? Vroeg hij me. Ik snapte niet goed waarom maar toch trok ik hem aan. Hij gebaarde dat ik hem moest volgen. We slopen de trap af naar beneden. Het zag er daar griezelig uit. Alle slingers en ballon hingen nog. Wat er over dag zo vrolijk en gezellig uit had gezien had nu meer iets weg van een spookhuis. We liepen naar buiten. Nu pas durfde ik te vragen wat we gingen doen. Je moet weten dat ik pas tien was. Hij zei dat het een verrassing was. Hij liep baar zijn motor die hij had gekregen. Toen dacht ik nog dat hij gewoon een ritje wilde maken. Met mij. Hij sprong erop en trok mij op zijn schoot. Hij starte de motor en we scheurde door de straten. Ik vond het geweldig. Het voelde alsof ik vloog. Na land tijd rijden parkeerde hij de motor ergens midden op een plein dat ik niet kende. Waarom stoppen we? Vroeg ik. Hij gebaarde dat ik stil moest zijn terwijl hij naar de donkere huizen wees. We stapte af. Hij trok me stevig tegen zich aan. Een beangstigend gevoel bekroop me. Het voelde onheilspellend. Iris doe je capuchon op. Droeg hij me op. Ik deed wat hij me vroeg want hij was mijn grootte broer. Hij pakte mijn beid handen vast. Niet schrikken iris, ik ga iets van je vragen en je moet me beloven dat je het zult doen. Ik knikte natuurlijk zou ik het doen. Hij overhandigde me ene mes. Een scherp mes waarvan ik en afvroeg hoe hij er aan kwam. Ik keek hem geschrokken aan. Ik was bang voor wat hij ging zeggen. Ik wil dat je dit mes in mijn hart steekt. Hij wees met zijn vinger naar de plek. Ga je dan niet dood? Vroeg ik. Ja dat ga ik zeker maar dat wil ik. Ik zie het leven niet meer zitten en ik denk dat heg beter is als ik deze wereld verlaat. Met tranen in mijn ogen keek ik hem aan. En ik dan? Jij redt je wel iris, je bent een mooi slim lief meisje. Later als je net zo groot bent als ik heb je een lief vriendje die voor je zorgt. En je krijgt kindjes net als mama. Je gaat werken. Je mag zelf. Beslissen waar je heen wilt op vakantie. Wil jij dat dan niet? Nee iris, ik wil niet meer leven. Dus... Dus je laat mij alleen achter? Het spijt me echt iris. Maar zal ik je een geheim verklappen? Ik knikte. Nu gaat hij vertellen dat hij een grapje maakte, dat hij me alleen maar wilde laten schrikken. Maar inplaats daarvan zei hij hij iets wat me heel veel verdriet deed. Jij iris, jij bent de enige waar ik in dit hopeloze leven om geef. En ik ben zelf te laf, het mes in mijn hart te steken. En dus moet ik het doen? Maakte ik zijn zin af. Dat wil ik niet. Dat kan ik niet. Als je echt van mij houdt, dan doe je het, dan neem je mijn pijn weg. Die woorden haalde me over. Ik deed alles voor mijn broer. We hadden een speciale band. Hij was mijn grote broer, mijn voorbeeld. Hij kwam altijd voor mij op. Aan hem kon ik alles vertellen. Hij las me s'avonds voor als ik niet kon slapen. Hij leerde me voetballen. Samen maakte we taartjes in de zand bak. We waren heel hecht. Ik wist dat ik hem niet kwijt wilde. Hij was mijn grootte broer. Maar hij had pijn. En ik kon hem helpen. Ik wist niet precies waarom hij zo'n pijn had. Ik doen het. Zei ik toen. Dankje iris, je bent mijn aller aller aller liefste zusje en dat moet je voor altijd onthouden. Het klonk alsof ik hem een prachtig cadeau had gegeven. Misschien kwam het voor hem ook wel zo over. Ik pakte het mes aan. Zodra je het gedaan hebt moet je maken dat je weg komt. vertelde hij me. Ik knikte braaf. Hij pakte met beiden handen mijn hoofd en gaf een kus op mijn voorhoofd. Ik hou van je iris. Hij stapte naar achter. Ik wist wat me te doen stond. Ik wende mijn blik van hem af nadat ik een laatste keer naar zijn hard had gekeken. Met zo veel mogelijk kracht strekte ik mijn arm uit en duwde het mes in zijn borstkas. Hij onderdrukte een schreeuw. Zijn witte overhemd kleurde langzaam rood. Hij knielde op de grond en viel naar achter.
Ik knielde neer. Huilend drukte ik mijn handen op het bloed. Ik streek zijn haar glad. Hij veegde de tranen uit mijn gezicht en zij dat het niks gaf. Dat hij het zo wilde. Dat ik door moest gaan met mijn leven. Dat ik me om moest draaien en weg moest gaan zonder om te kijken. Ik moest rennen voor er iemand kwam. Maar ik kon het niet, ik was bevroren, aan de grond genageld. Ik kon mij niet veroeren. Het was alsof ik stevig tegen de grond werd gedrukt door te sterken armen die ik nog niet aan kon. In de verte hoorde ik sirenes. Ik zat in een soort trans. Ik had het niet echt gedaan toch? Het was maar een droom. Maar het was geen droom. Ik drukte een kus op zijn voorhoofd. Ik rende weg. Zo hard ik kon. Ik rende. Als maar door. Ik was nog maar 10. En ik vermoord mijn eigen broer. Mijn broer waar ik zoveel van hield. Ik keek niet om. Ik rende zo ver mogelijk weg van het plein. Ik kwam aan bij een park waar ik mij tegen een boom leut zakken. Het spijt me zo! Mompelde ik in mijzelf. Ik wist dat ik verder moest met mijn leven, dat had hij zelf gezegd. Ik kreeg later kindjes en een baan. Maar dat kon ik niet. Hoe kon ik normaal verder leven nadat ik mijn eigen broer had vermoord. Dat was het. Natuurlijk kon ik verder leven, alleen niet normaal. Ik was nu gehandicapt. Ik had iets vreselijks gedaan en daar strafte ik mijzelf voor. Will? Ik kan niet verder leven. Maar ik heb een oplossing bedacht. Ik zal nooit meer praten. Nooit meer van mijn hele leven. Ik zei het hardop alsof hij gewoon naast mij zat. Maar dat was niet zo hij was dood.

De dagen na zijn dood huilde ik elke dag. Van mama hoeft wil niet naar school. Ze dacht dat ik zo verdrietig was omdat hij dood was, omdat we altijd zo hecht waren geweest. Het was deels waar. Maar iedereen dacht dat hij zelfmoord had gepleegd. Zodra mijn moeder door kreeg dat ik niet meer praatte werd ze bezorgd. Ik moest naar een therapeut waar ik nog steeds heen ga. Een vreselijk mens. Elke dag vroeg ze me opnieuw waarom waarom ik toch niet meer praatte.

4 dagen na de nacht was zijn begrafenis. Ik weet nog dat mijn moeder me vroeg of ik misschien nog iets wilde zeggen maar ik weigerde. Een moordenaar zegt niks over zijn slachtoffer op zijn begrafenis. Toen iedereen naar huis ging vroeg ik mijn moeder of ik even alleen afscheid mocht nemen. Toen praatte ik nog. Pas na zijn begrafenis begon het zwijgen. Ze wachten in de auto. Ik had een brief voor hem geschreven, ik had het in een potje gedaan. Ik knielde neer bij het graf. Mijn handen groef ik een klein gat waarin ik het potje in begroef.

Het hele verhaal heeft Os zijn mond gehouden wat ik niet van hem gewend ben. Ik verwacht dat hij iets zal zeggen als: jeetje wat heftig, of: oh nu begrijp ik je helemaal. In plaats daarvan vraagt hij naar mijn vader. Ja, ik heb hem helemaal niet voorbij horen komen in het hele verhaal. Zegt hij weer zo opgewekt alsof ik net niet heb vertelt dat ik een moordenaar ben. Mijn vader is niet belangrijk. Hij is slechts mijn vader, meer niet. Het is een beetje een cliché verhaal. Zo iets als mijn moeder werd zwanger en toen liep hij weg want hij kon het allemaal niet aan. Pas na mijn geboorte, blijkbaar kon hij twee jongens wel aan maar twee jongens en een meisje niet. Voor mij was het niet zo heftig en voor will ook niet. Ze hadden altijd ruzie verteld will me vaak als ik er naar vroeg. Maar Ben was er kapot van. Ben was een half jaar jonger dan will. Hij trok veel met vader op. Zelfs mijn moeder was niet echt verdrietig. Dat begrijp ik nog steeds niet.

Je praat wel al heel makkelijk he? Ik knik. Dat had ik niet verwacht. Het voelt het zelfde als dat je honger hebt je iets eet. En dat als je het koud hebt je iets aan trekt.

Weetje iris? Vraagt Os mij na een lange stilte. Nee antwoord ik. Ik antwoorde nee. Ik moet er nog steeds aan wennen. Dit is niet mijn favourite jij. Ik vind er niet meer zo veel aan nu. Nu he gewoon praat. Niet dat ik je niet aardig vind hoor, dat zeker niet. Maar als ik eerlijk ben moet ik zeggen dat ik je misschien wel stiekem echt leuk vond. Maar ik denk dat dat wel minder gaat worden.
Godzijdank! Roep ik blij uit. Vrienden zijn is altijd beter dan meer. Voegt Os lachend toe. Hij trekt me tegen zich aan en ik blijf een poos stil.

Dit is mijn favoriete jij. Zegt hij na een tijdje stilte, en om hem een plezier te doen houd ik mijn mond gesloten. gewoon om nog even mijn favoriete jij te zijn.

Mijn favoriete jijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu