Hoofdstuk 10

118 8 3
                                    

Remus' p.o.v.

"Zozo, Reem," zei Sirius de week voor de herfstvakantie, "Weet jij wat wij denken te weten?"

"Nee," antwoordde ik, maar ik dacht wel te weten wat zij dachten te weten. "Wat dan?"

"Jíj," zei James, terwijl hij naar mij wees, "verzwijgt iets. En wij denken te weten dat jij denkt te weten wat wij denken te weten, en wij denken te weten dat wat jij denkt te weten dat wij denken te weten, waar is."

"Ik snap er helemaal niets meer van," zei ik, en dat was waar.

"Je hebt gelijk, ik snap het zo ook bijna niet meer," gaf James toe, "Maar waar het op neer komt is dat jij weet wat wij weten, en je weet dat het waar is. Denken we."

"Wat weten jullie dan?" vroeg ik, nu nieuwsgierig, maar ook bang dat ze gelijk hadden.

"Waarom jij 'naar je moeder' in het ziekenhuis moest, en 'ziek' was, en steeds 'zomaar' weg moest, en altijd zo moe bent. En hoe je gezicht zo is toegetakeld. Nu moeten we alleen nog weten waarom je het ons niet vertelde dat je een weerwolf bent." zei Sirius.

Ik keek om me heen op zoek naar een vluchtroute. Ik dook langs James maar die greep mijn kraag.

"Dat dacht ik maar even niet," zei hij.

"Het is heus niet dat we je anders zien nu we het weten," zei Sirius.

"Maar-,"

"Oh BOE HOE HOE, we rillen van angst hoor! JIJ VOUWT JE SOKKEN! WELK MONSTER VOUWT ZIJN SOKKEN?!" lachte James, "Wij hebben een idee."

"Het is niet alsof je er iets tegen kunt doen, het is goed dat ik er elke maand vandoor kan. Anders zou ik mensen kunnen pijn doen."

"We kunnen er inderdaad niets tegen doen dat je een weerwolf bent, maar we kunnen wel zorgen dat wij er kunnen zijn zonder dat je ons pijn doet."

"Wàt?"

"Het is niet helemaal legaal, maar we gaan het wel proberen. Weerwolven zijn alleen een gevaar voor mensen. Dus, als wij op dat moment geen mensen zijn..."

Sirius' glimlach paste bijna niet meer op zijn gezicht op het moment dat mijn mond openviel omdat ik begreep wat ze bedoelden. Maar, ze zijn eerstejaars, en een faunaat worden is lastig. Dat lukt ze nooit!

"En hoe zijn jullie van plan dat ooit voor elkaar te krijgen?" vroeg ik.

"Nou... Je weet dat Anderling faunaat is hè? Zij is degene die de boeken in haar kantoor heeft om het te leren. En ik heb iets heel leuks waarmee we vast wel in haar kantoor kunnen komen."

Dit was het dan. De eerste hele grote fout, tenzij het lukt. Kleine kans, dacht ik, tot James liet zien wat hij voor leuks had om het kantoor in te komen.

"Kijk eens," zei hij, met een zilverachtige, enorme mantel. Hij sloeg het om zich heen. James was weg! of nou ja, onzichtbaar. Hij deed de mantel weer af en zowel hij als de mantel verscheen weer. Met een triomfantelijke lach keek hij mij, Sirius en Peter een voor een aan, en ik betrapte mezelf erop dat mijn mond open hing.

"Hey, Reem, klap die broodmolen dicht. Je vangt vliegen!" riep James lachend achterom naar mij terwijl hij naar de badkamer van onze slaapzaal liep. Urgh. Die nacht, om half een, hadden we besloten op ons eerste tochtje naar Anderlings kantoor te gaan, want deze week had zij patrouilleer dienst.

"Alohomora! Nu, we kunnen!" fluisterde Sirius hard, terwijl we onder de mantel de deur door glipten. "Ik ben het langst, dus ik zoek de boeken."

"Nou, nou, Sirius, op Peter na beheersen we de zweefspreuk allemaal compleet, hoor. We zoeken allemaal. Behalve Peter dus, die moet op wacht staan."

We klommen op het bureau om de titels van de boeken bovenin goed te kunnen lezen, en net op het moment dat ik een boek met informatie over faunaten had gevonden, kwam Peter de kamer in gestormd.

"Anderling! Anderling komt eraan!"

"STIL, Peter, klim nou!" Terwijl Peter het bureau op klom en onder de mantel gleed, kwam Anderling binnen. Nieuwsgierig keek ze naar de plek op het bureau waar ze net Peter's voet had zien verdwijnen in het niets. Toen kreeg ze een strenge maar toch geamuseerde blik op haar gezicht. Dit kon niet veel goeds betekenen.

"Hmm. Het lijkt haast wel alsof er niemand anders is. Precies het juiste moment om mijn bureau eens in brand te steken."

We wisten natuurlijk allemaal dat dat bluf was. Dat wil zeggen, iedereen behalve Peet. Piepend dook hij onder de mantel vandaan rende (waggelde) weg. Anderlings half-strenge-half-geamuseerde blik veranderde in een triomfantelijke grijns, en ze stak haar kin omhoog naar waar we onder de mantel stonden. Nu Peter uit het niets verschenen was, wist ze dat er iets onzichtbaar was. Ze wist natuurlijk vast wel dat de bovenkant van haar bureau normaal gesproken niets verschool. Ze tastte met haar hand door de lucht tot ze de mantel vond en met een enorme "HA!" van Anderling verschenen we op het bureau. Niet voor lang, natuurlijk, want James had zijn mantel al terug gegraaid en we renden zo hard we konden naar de leerlingenkamer. Ik en Sirius lachten ons kapot, maar James leek uitermate gefrustreerd. Toen Peter nerveus vanuit de slaapzaal naar de leerlingenkamer schuifelde, stormde James naar hem toe.

"BEN JIJ NOU EEN GRIFFOENDOR? KON JE NIET BEDENKEN DAT ZE HET BUREAU NIET ECHT IN DE FIK ZOU ZETTEN? NU ZIJN WE GESNAPT! NU WETEN DE LERAREN VAN DE MANTEL! KON JE JE NIET HEEL EVEN INHOUDEN? JE HEBT HET ALLEMAAL VERPEST!" krijste hij. Het klonk eigenlijk best hilarisch, maar ik heb hem nog nooit zo boos gezien. Peter zat inmiddels ineengedoken op de grond tegen de muur.

"Niet alles is verpest," zei ik blij, en ik haalde het boek dat ik had gevonden vanuit de zak van mijn gewaad. "Misschien staat hier wel iets in."

Redheaded Muggleborn: my life at HogwartsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu