Vrijdag 24 oktober

47 3 3
                                    

Bijles geven vond ik heerlijk, altijd al. Mijn coach, die alle bijlessen controleerde en regelde begreep daar niets van. Hij dacht, nog steeds, dat ik dat alleen voor anderen deed. Voor klasgenoten. 'Vergeet niet op jezelf te passen.' zei hij altijd. Dat had ik al zo vaak gehoord. Ik paste echt wel op mezelf. Ik lette heel goed op mijn grenzen, ik wist ook wanneer ik mijn grenzen over ging. Dat deed ik vaak, maar dat gaf niet, want ik wilde mezelf tot het uiterste drijven voor anderen. Jezelf durven geven. Jezelf bewijzen, door de ander voorop te stellen. Dat waren levensdoelen. Dingen die er toe deden. Als alleen de ander belangrijk was, deed het er niet meer toe als je fouten maakte. Dat was ook belangrijk. Fouten kunnen maken. Fouten mogen maken. Het helpen van anderen was voor mij de vluchtweg die het leven steeds leefbaarder maakte. Ik leefde uit de waardering van anderen.

'Bijles geven is gewoon wat naar school gaan leuk maakt.' Ik probeerde mijn teamleider ervan te overtuigen dat ik bijles geven leuk vond. Kennelijk was mijn coach weer eens met de teamleider over mij gepraat. Hadden die mannen niets beters te doen? Zo wilde ik later mijn geld ook wel verdienen...
Gewoon praten over leerlingen waar eigenlijk helemaal niet over gepraat had hoeven worden.

Die middag gaf ik gewoon bijles. Dit keer aan een groepje van vier. Ik had een lokaal 'geleend' en stond voor het digibord. Ik was eigenlijk veel te kort om dat ding goed te gebruiken, dus had er een tafel vlak voor gezet en was daarop gaan zitten. Ik was bij het rijtje 'seitlich' van de Duitse naamvallen. Één van de leerlingen keek mij onbegrijpend aan. De teamleider kwam binnen, maar ik had geen zin in discussie, dus deed net of ik hem niet zag. 'Wat is er, Erika?' vroeg ik. 'Jij zegt dat de bovenste en de onderste allebei 'das' is, maar hoe moet dat dan bij de 'ein-vorm'?' De teamleider was ondertussen achterin gaan zitten. Ik vond het best, als hij zich maar rustig hield. 'Goed dat je het even vraagt,' zei ik, 'er zijn drie uitzonderingen bij de 'ein-vorm', de eerste en de laatste bij 'seitlich' en de eerste van 'mannlich'. Ik wees het aan en Erika zuchtte. 'Ook dat nog.' zei ze.
'Kom op,' reageerde ik positief, 'het valt nu toch allemaal best mee...'
Ze zuchtte nog een keer, maar gaf me wel gelijk. 'Goed,' zei ik, 'zijn er nog vragen?' Ik keek de klas rond en toen ik geen vingers zag begon ik aan het nieuwe onderwerp. Regelmatige werkwoordspelling. De teamleider verdween weer stilletjes door de deur. Ik vroeg me af of ik het goed had gedaan, ik wist het niet. Ergens maakte me het ook niets uit.

Nooit meer naar school!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu