'Laat me niet alleen.' Haar stem vulde de leegte die hij zojuist had achtergelaten. Zijn lichaam verwijderde zich steeds verder van haar vandaan en ze voelde de pijn bij elke stap die hij zette. 'Alsjeblieft,' smeekte ze in een laatste poging om hem bij haar te houden. Zijn schouders hingen naar beneden, al het leven leek uit hem weggezogen. Ze had haar hand naar hem uitgestoken, hopend dat hij deze aanpakte en terug bij haar kwam. Maar zijn voetstappen gingen steeds dichter naar het randje toe. Steeds verder en verder. Het grind onder zijn voeten kraakte, bezweek onder een gewicht dat lang niet zwaar genoeg was. Geknars van het vreselijke grind vulde haar oren en ze wilde schreeuwen. Schreeuwen tot haar longen er pijn van deden. Huilen tot haar tranen er niet meer waren. Ze wilde naar hem toe rennen, haar armen om zijn magere lichaam sluiten en fluisteren dat alles goed kwam. Maar haar lichaam leek van steen. Steen dat sterker was dan alle emoties die door haar lichaam gierde. Dus bleef ze staan, terwijl zijn lichaam op het randje slingerde. Tranen stroomde over haar wangen naar beneden terwijl haar hart langzaam in tweeën brak. Hij was verdwenen, hij was weg en hij zou nooit meer terug komen. Het verdriet stroomde haar lichaam in als een donkere golf. Langzaam vulde het haar lichaam op terwijl ze begon te realiseren wat er gebeurd was. Duizenden messen werden in haar lichaam gestoken. Vlijmscherp lieten ze littekens achter op plekken waar nog geen littekens zaten. Ze greep naar haar hart, zakte door haar knieën en jammerde zachtjes. 'Alsjeblieft. Alsjeblieft.'
'Ik hou van je,' sprak hij met een enorme grijns op zijn gezicht. Haar wangen kleurde rood toen hij haar handen vastpakte en een kus op haar voorhoofd plaatste. Ze waren zo gelukkig. Ze hielden zoveel van elkaar en iedereen kon het zien. Want ze straalden, allebei straalden ze van geluk. Haar onschuldige glimlach was prachtig, zijn glimlach was oprecht. Tenminste, zo oogde het voor iedereen die niet verder keek dan de glimlach. Alleen zij wisten het, zij twee wisten wat er daadwerkelijk aan de hand was. Hij was gebroken, kapot. In gedachten had hij allang opgegeven, terwijl zijn lichaam hem verder dwong te gaan. Donkere wolken hingen voor eeuwig boven zijn hoofd en zorgde ervoor dat hij wenste naar het einde. Hij kon niet gelukkig zijn, was niet vrolijk meer en hoewel hij daadwerkelijk van haar hield leek het onmogelijk om dat te laten maken. Steeds sneller leek hij grip te verliezen. Het touw werd gladder, zijn handen begonnen meer te zweten en zijn lichaam wilde niet meer vasthouden. En zij keek toe. Ze was aan het herstellen, probeerde beter te worden van eerdere wonden. Terwijl pijn langzaam haar lichaam verliet moest ze toekijken hoe de liefde van haar leven niet langer meer wilde vechten. Ze moest de leugens van hem aanhoren terwijl ze de waarheid allang wist. Haar ogen probeerde niet te kijken, het tafereel te negeren. Maar telkens werd ze er opnieuw aan herinnerd. Slapen kwam er niet meer van. Angst overviel haar midden in haar dromen, bang dat ze hem verloren was. Langzaam verloor ze zichzelf in de hoop hem te redden. Maar ze kon er niet over praten omdat hij geen gewicht meer op zijn schouders kon dragen, al beweerde hij van wel. Maar ze zag het, ze zag hoe zijn handen grip verloren, hoe zijn lichaam aan het opgeven was. Ze waren beide gebroken. Kapot. Beide voerde ze een toneelstukje op voor de buitenwereld en langzaam maar zeker ook voor elkaar. Hun relatie ging kapot, maar hun liefde was zo ongelofelijk sterk.
De wind waaide liet haar haren voorzichtig dansen in de wind. De tranen bleven stromen, geluiden bleven komen. Ze schreeuwde zo hard als ze kon maar niemand leek het te horen. Niemand wilde het horen. De liefde van haar leven was ze zojuist verloren. Niets had ze gedaan om hem tegen te houden. Niets had ze kunnen doen. Haar hart was uit haar lichaam getrokken, de pijn was onverdraaglijk. 'Nee,' fluisterde ze zachtjes tegen de wind ik. 'Nee!' schreeuwde ze, steeds harder en harder. 'Nee! Nee! Nee!' Haar lichaam kroop naar het randje. Ogen gesloten, bang voor de harde waarheid. Zonder hem was ze nergens. Zonder hem kon ze niet leven. Dit kon ze niet, dit wilde ze niet. 'Sorry,' perste ze over haar lippen, niet wetend tegen wie ze sprak. Hijgend stond ze op, staarde ze naar de donkere wolken boven haar hoofd. Donkere wolken die er altijd zouden hangen. Donkere wolken die zijn leven hadden verwoest. Donkere wolken die nu haar leven gingen verwoesten. Nee, ze liet dit niet gebeuren. Voeten over het randje, handen in haar haren. Liefde overwint alles? Onzin. Liefde verwoest, liefde sloopt en liefde was moördend. Liefde had hem niet bij haar gehouden en liefde zou haar niet hier houden. Ze wilde bij hem zijn, voor eeuwig en ze liet de wind haar tranen droog blazen.