De regen liet van zich horen. Zacht, heel zachtjes. Enkele druppels sloegen tegen de ramen, alsof ze bang waren om haar wakker te maken. Maar ze was toch al wakker, het kleinste geluid kon ze horen in de stilte van de nacht. Het zou haar bang moeten maken, de geluiden van het huis, maar ze dacht er niet over na. Het speelde momenteel geen belangrijke rol. Ze was alleen, het donker omhelsde haar. Ze kon geen kant op, want het was overal. Het donker bracht gedachten met zich mee. Gedachten en twijfels die haar overspoelde, als een donkere ruige zee. Water die haar met zich meevoerde, en hoe hard ze tegen de stroming in probeerde te zwemmen, het lukte haar niet.
De regen liet van zich horen. Harder, maar niet te hard. Meerdere druppels sloegen tegen de ramen, het geluid was overduidelijk. Ze luisterde naar het geluid van het vallende water, terwijl een traan voorzichtig een weg over haar wang zocht. Het donker liet haar realiseren hoeveel ze veranderd was, hoeveel ze verpest had. Want verpest had ze het. Ze nam afstand van de mensen waar ze het meeste om gaf, omdat het haar te veel pijn deed. Ze kon het simpelweg niet aan om zichzelf te verliezen voor de ogen van andere. En daarom nam ze afstand, omdat ze de liefde niet meer kon voelen, niet meer kon geven, omdat ze zichzelf helemaal aan het verliezen was. En ze verloor niet alleen zichzelf, maar ook het gevecht. Het gevecht wat haar had gedwongen om te strijden. Het gevecht wat haar op het randje had laten staan, de dood in de ogen kijkend. Het gevecht waarvan ze aan iedereen belooft had het te winnen, maar het lukte haar niet.
De regen liet zich horen. Harder, het overstemde elk geluid. Duizenden druppels sloegen tegen de ramen, het was onvermijdelijk. Het donker verborg hetgeen wat in de ochtend harten zou doen breken. De regen had het snikken overstemd, het had ervoor gezorgd dat niemand haar gejammer kon horen. De regen die zo hard viel, had er zelfs voor gezorgd dat niemand de stoel om had horen vallen. Niemand had gehoord wat er die avond was gebeurd. De geluiden van het huis klonken verder, de regen drupte door. Alles was hetzelfde, tot de ochtend zou vallen. Want voor het eerst in haar leven, was het gelukt.
Sirenes lieten van zich horen. Het overstemde elk geluid en bezorgde mensen kippenvel. Het touw hing er nog, de stoel lag nog steeds op de grond. De brief lag in envelop op haar bureau, haar bed was onopgemaakt. Alles was zoals het dagelijks was, enkel haar lichaam ontbrak. De tranen van haar moeder waren onvergetelijk, alleen zou zij ze zelf nooit zien. Ze zou nooit zien hoe veel de mensen van wie ze hield om haar gaven. Maar het maakte niets uit, het gevecht was opgeheven. En hoewel ze zelf zou zeggen dat ze verloren had, had ze gewonnen. Ze had een eind gemaakt aan de eeuwige strijd.
De regen liet zich horen. Zachtjes, alsof het bang was om iemand pijn te doen. Het daglicht toonde de tranen van de mensen, die op deze treurige dag bij elkaar waren gekomen. Muziek speelde zachtjes, haar lievelingsnummer. Klasgenoten waren aanwezig, sommige waarvan ze nooit had geweten dat ze er voor haar waren. Tranen vloeiden, puur voor haar. Dit was haar dag, en hoewel het de meest treurige dag ooit was, dacht iedereen enkel maar aan haar. Vandaag waren de mensen bijeengekomen voor haar, omdat ze om haar gaven. Druppels vielen en klonken zachtjes door de muziek heen. Het raakte iedereen in de zaal, omdat ze begonnen te beseffen hoe zij zich had gevoeld. Overspoeld door het geluid van de regen, gedwongen door gedachten. Ze zou nooit meer terug komen.