Keys

38 2 0
                                    

Duizenden sleutels hingen aan een muur. Sleutels in allerlei soorten en maten. Kleine sleutels die bijvoorbeeld van een dagboek konden zijn. Grote sleutels die makkelijk van een grote poort konden zijn. Er hing van alles. Goud, koper, zilver. Alles hing aan een witte muur. Een muur die al jaren meeging, misschien nog wel ouder was dan alle sleutels bij elkaar. De sleutels hingen willekeurig door elkaar heen. Klein, groot, middelmatig. Er leek geen enkele regelmaat in te zitten, geen enkele logica. Althans, voor de buitenwereld. Iedereen zag "gewoon" een muur met duizenden sleutels. Een witte muur die zijn beste tijd wel had gehad, versierd en ontsierd door de sleutels die door elkaar heen hingen. Niemand zou ooit begrijpen wat het daadwerkelijk te betekenen had. Maar dat kwam omdat misschien niemand ooit toegang kreeg tot de sleutels. Want de ruimte, de ruimte waar alle sleutels verborgen waren, werd gesloten door een enorme deur. Een deur waarvan maar één iemand de sleutel had. Zij.

De sleutel hing om haar nek. Een sleutel die ze nooit afdeed. Overdag bengelde de sleutel onder haar kleren. 's Avonds hield ze de sleutel vast wanneer ze ging slapen. Niemand had toegang tot de sleutel. En dat ging haar zo makkelijk af. Nooit vroeg iemand wat de sleutel om haar nek deed. Niemand was geïnteresseerd in het zilveren geval dat zich maar heel af en toe toonde. Ze sloop door het leven, met de sleutel op haar hart gedrukt. Want de sleutel was een van haar duizenden geheimen. Achter de deur zou een nieuwe wereld open gaan. Wanneer ze iemand de kamer binnen zou laten dan zouden ze dichterbij kunnen komen dan ooit. Ze zouden de sleutels aan kunnen raken, terwijl verhalen zachtjes in hun oren werden gefluisterd. De sleutels van haar verleden, de sleutels van haar heden, de sleutels van haar toekomst. Al haar pijn en emoties zaten opgesloten achter een dikke deur. Een deur waarvan alleen zíj de sleutel had. Veiligheid. De sleutel om haar nek bood haar veiligheid, maar tegelijkertijd zorgde het ervoor dat ze alles behalve veilig was. Want wanneer ze echt om iemand begon te geven, wanneer de sleutel werd opgemerkt, moest ze liegen en afstand nemen. En zo raakte ze langzaam in een isolement. Alleen, eenzaam. Niemand begreep het. Niemand begreep dat wanneer ze over de sleutel zou vertellen, ze alle andere sleutels uit zou moeten leggen. Want wanneer ze iemand haar kamer in zou laten, dan zou diegene met de sleutels spreken. Haar duisteren geheimen waar ze nooit over kon praten.

Het was koud in de kamer. Koud en stil, precies zoals ze het verwacht had. De deur had ze achter zich gesloten en op slot gedraaid. Hoe lang zou het duren voordat iemand haar zou vinden? Onrustig liep ze langs de muur met sleutels. Haar vingers streken voorzichtig over de verschillende vormen. Rond, vierkant, driehoekig, ovaal. Geen enkele vorm was uniek, iets wat haar rust bood. Maar hoe langer ze in de ruimte bleef, des te meer de sleutels begonnen te spreken. Ze fluisterden woorden die ze nog niet achter zich had gelaten. Woorden die zoveel pijn deden dat ze niets liever wilde dan uit de ruimte ontsnappen. Maar toen ze de deur open wilde gooien, wilde schreeuwen om hulp, was de sleutel om haar nek verdwenen. Alle sleutels belandden op de grond, overspoelde haar en met moeite kon ze zichzelf nog staande houden. Waar was haar sleutel? Waar was de toegang tot de deur? Ze schreeuwde, schreeuwde de longen uit haar lijf. Waarom kwam niemand haar helpen? Waarom kwam niemand vragen of alles in orde was? Haar vuisten bonkte op de deur. Was er dan echt niemand? Was er dan niemand die haar kon en wilde helpen? Terwijl haar handen het glas probeerde te breken realiseerde ze dat ze zichzelf had opgesloten. Ze was gescheiden van de wereld, ze had zichzelf verwijderd uit het normale leven. Ze was niets meer dan een geheim, een geheim waar mensen niet over durfde te vertellen. Een geheim waar mensen zich over schaamde.

Duizenden sleutels hadden zich verspreid over de grond. Sommige sleutels waren klein, klein genoeg voor een dagboek of een kluis. Andere sleutels waren groot, voor bijvoorbeeld een poort. De grond was bedekt door zilver, goud en koper. Door roest en blinkend schoon. De deur stond op een kiertje, de ramen waren doorgeslagen. Fluisterende sleutels. Sleutels die geheimen fluisterden die niemand begreep. Waar ging het over? Waar sloeg het op? Lelijke woorden die door de ruimte werden geslingerd. Pijn dat open en bloot werd weergegeven. De kamer was een raadsel, een onopgelost raadsel waar niemand de moeite voor wilde doen. Het was zoals zij was geweest. Onopgelost en onopvallend. Niemand had de moeite genomen, niemand ging de moeite ooit nog doen. Ze was verdronken in geheimen, verdronken in eeuwige opgesloten woorden die ze niet durfde te vertellen. Verdronken in een glimlach die haar een normaal meisje maakte. Normaal, onopvallend, eenzaam.

Emotieloze emotiesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu