Vele waren vrij negatief over deze, ik vond hem wel gaaf. Het was eens wat anders.
___________________________________________________________________
Ze klemde haar handen om het koude ijzer en voelde hoe er rillingen over haar lichaam gleden. Aan de zon, die zich langzaam in de zee liet zakken, kon ze zien dat het al tegen de avond aan moest zijn. De wind blies haar jurk voorzichtig heen en weer, het trok haar richting de zee om haar vervolgens weer van de zee af te duwen. De zee die onder haar plaatsvond was ruw, het liet water tegen de kant omhoog springen en het schreeuwde om aandacht. Het geluid van ruw water kalmeerde haar lichaam, al was haar geest overduidelijk aanwezig. Ze had het koud, je kon het zien aan het kippenvel dat zich op haar lichaam had verzamelt, maar ze gaf geen kik. Ze had naar huis kunnen lopen, om een jas te halen of ze had bij een van de vele restaurantjes naar binnen kunnen lopen voor een warm kopje thee. Maar nee, ze bleef staan. Haar blote voeten op het randje, haar handen geklemd rond de balustrade, die onrustige toeristen tegen moest houden. Tranen die zochten voorzichtig een weg over haar wangen terwijl ze naar de glinstering van de maan keek, die in de uren dat ze daar had gestaan zich had laten zien. Het deed haar denken aan vroeger, aan alle mooie momenten die ze had gehad. Alle momenten die in één klap werden vervaagt.
'Doe het niet,' jammerde ze terwijl ze haar handen voor zich hield. Bescherming was wat ze zocht, maar ze kon het nergens vinden. 'Álsjeblieft, ik kan het uitleggen!' Haar stem smeekte om genade, maar zijn blik werd enkel kwader. Lades werden opengerukt, harde knallen galmde door haar oren heen. Niemand zou het horen, niemand zou het begrijpen. Ze opende haar keel om te gillen, om de wereld wakker te schudden. Maar hoe ver ze haar mond ook opende, er kwam geen geluid. Zijn voetstappen kwamen dichterbij, haar lichaam schoof verder weg. Waar waren ze mee bezig? Het licht scheen voorzichtig op een voorwerp in zijn handen. Haar pupillen schoten van groot naar klein, haar handen zochten de juiste plek. 'Nee, nee, nee,' het was een stem die de kamer voorzichtig vulde. Hoe duidelijk de woorden ook waren, ze kwamen niet aan. Zijn postuur veranderde, zijn houding was anders. Hij was het niet meer, hij was alles behalve de jongen die zij kende. Pijn schoot door haar lichaam, enkele keren. Steken trokken door al haar spieren. Ze wilde schreeuwen, ze wilde huilen, maar haar lichaam gaf het op. Ze was klaar met het eeuwige gevecht.
De volgende ochtend was de pier een drukte vanjewelste. Toeristen zochten hun weg naar de zee en keken hun ogen uit op de boulevard. Restaurantjes hadden de drukste dagen die ze maar konden wensen, hun tafels waren al snel bezet. Iedereen had een doorsnee zomerdag, iedereen genoot van het warme weer. En hoewel sommige even met hun ogen over de balustrade lieten glijden, omdat er precies twee roestige plekken op zaten, dacht niemand aan een verhaal die harten deed breken. Niemand wist van het meisje dat hier kon ontsnappen, niemand wist van het meisje dat zo ongelukkig was. En niemand kwam het ooit te weten ook, want het meisje was verdwenen. Soms sprak het restaurantpersoneel over het meisje dat plotseling verdwenen was, maar nooit was het een zorgwekkend onderwerp geweest. Sommige mensen beweren 's avonds het water te horen huilen, maar deze mensen worden voor gek verklaard. Nee, niemand zou zich ooit nog zorgen maken over het meisje dat haar uitweg zocht in het ruwe water van de zee. Iedereen genoot van hun doorsnee zomerdag.