Het donker omhelsde hem terwijl hij naar het plafond staarde. Zijn ogen waren gewend aan het donker en hij kon de contouren van de spullen duidelijk zien. Muziek dreunde, op vol volume, via zijn oordopjes zijn oren in. Het hele huis sliep al, dat wist hij zeker, alleen hij lag nog wakker. Zijn gedachten waren met hem gaan spelen, ze hadden hem uitgedaagd. Hetgeen waar niemand ooit aan durfde te denken was bij hem naar binnen gekomen, en het was sterker dan wat dan ook. Moord. Hij schudde zijn hoofd. “Je kunt het niet maken. Het is gevaarlijk, je zet levens op het spel.” Dat was zo, niet alleen zijn leven maar ook dat van anderen zou op het spel komen te staan. “Ze verdienen het, na alles wat ze hebben gedaan. Ze verdienen het.” Dat was ook zeker waar. Ze hadden zijn leven zuur gemaakt, gezorgd dat hij de nachten met tranen in zijn ogen doorbracht. Ze hadden ervoor gezorgd dat zijn gevoel langzaam maar zeker verdween, hij veranderde in een emotieloos persoon die gehaat werd door iedereen. Iets wat hij moeilijk kon accepteren. “ Denk aan de pijn, de vreselijke pijn die ze je hebben toegediend. Wil je die pijn opnieuw? Geloof me, de pijn gaat alleen maar erger worden. Ze prikken door die laag heen, doen er alles aan om je de harde grond te laten voelen. En dan is er geen weg meer terug.” De pijn, de pijn was hem teveel geworden. Ja, deze keuze moest gemaakt worden. “Het is niet goed James, doe het alsjeblieft niet.” Zijn keuze was al gemaakt. Dit moest, dit zou eindelijk een eind maken aan alles.
Hij zette zijn eerste stap op de marmeren vloer. Zijn voetstap galmde door de school heen en een rilling gleed over zijn lichaam. Het geluid was angstaanjagend. “James, je bent hier niet stoer genoeg voor. Dit gaat de problemen niet oplossen. Ga praten, zoek hulp. Je kunt nu nog terug.” Zijn hand hield hij op zijn broekzak, waar hij zijn geweer voelde branden. Misschien moest hij luisteren, misschien moest hij terug. Psychologen aflopen, inrichtingen bezoeken. Er was vast genoeg hulp. “Ach man, doe niet zo stom. Hulp? Wat schiet je daar nu mee op? Zo’n gozer die tegen je gaat praten over “hoe je je wel niet mag voelen”, denk je serieus dat het beter wordt? Laat die kogels vliegen, doe het. Laat iedereen eens zien hoe het voelt om jarenlang getreiterd te worden.” Een zucht rolde over zijn lippen. Zenuwen gierde door zijn lichaam, hij vond het doodeng, maar aan de andere kant vond hij het werkelijk geweldig. Het gaf hem een kick, hier te lopen. Door de kale gangen van zijn school. Hij was expres te laat gekomen, zodat hij in alle rust zijn plan kon uitvoeren. Hier en daar hoorde hij wat stemmen, onderwerpen zoals een gezonde kantine en vele fouten op een toets kwamen zijn ene oor in en zijn andere oor uit. Hij was gefocust op één doel, want hij wist hoe hij het ging doen. Hij betrad het trappenhuis en snelde de trap op naar de derde verdieping. Zijn hart klopte in zijn keel, zijn vingers trilde. “Doe het niet. James, luister naar me. Doe. Het. Niet.” Doe het niet, hij moest wel. Kon hij nog terug? “Natuurlijk kan je terug, nu nog wel. Als de kogels eenmaal gevuurd dán kan je niet meer terug. Dan verpest je alles, je leven, het leven van andere. Denk nu eens na.” Ja, ja hij kon nog terug. Misschien moest hij maar terug gaan, misschien was dat beter voor iedereen. Misschien moest hij zichzelf enkel voor zijn kop schieten, zichzelf en niemand anders. “Mietje, doe niet zo stom. Verman jezelf. Je kwam hier voor al die leerlingen die je leven verkloot hebben. Ze hebben woorden naar je hoofd gesmeten, je spullen verwoest. Ze hebben je geslagen, je doen voelen alsof je niemand was. Denk daar eens aan. Schiet niet jezelf, maar al die andere voor hun kop. Ze verdienen het. Doe het. Doe. Het.” Hij zette zijn handen tegen zijn hoofd en kreunde. De stemmen namen controle, ze hielden een oorlog in zijn hoofd. Ze spraken tegen hem, zoals ze altijd al deden. Woorden, zinnen, alles om hém tot het juiste besluit te doen brengen. En nu moest hij kiezen, kiezen tussen de twee stemmen. Kiezen tussen ervoor gaan of terugkeren. Kiezen tussen de goede stem of de kwade stem. Zijn vingers trilde, het pistool brandde. Nee, nee, nee. Voor enkele seconden sloot hij zijn ogen. “Doe het.” “Doe het niet James, doe het niet…”
Het schot galmde door de school heen. De stilte die er hing werd vervangen voor een chaos. Gegil, geschreeuw, gehuil. Iedereen was overstuur. Groepen renden naar elkaar toe, docenten probeerde hem te sussen. Maar niets bracht hem tot stoppen, niets leek hem nog tegen te houden. Het gevoel wat al die jaren verdwenen was door pesterijen, leek in één klap terug te komen. Bloed vloeide, zijn kogels raakte onschuldige lichamen. Mensen verscholen zich onder of achter tafels, hij schoot er dwars door heen. Hij schreeuwde, schreeuwde bij elk schot. Hij sprak, sprak de woorden die tegen hem gesproken werden. En hoe hard de stemmen in zijn hoofd ook schreeuwde, hoe erg de pijn van de mensen om hem heen ook was, hij was volledig afgesloten.
Sirenes klonken. Ambulances en politiewagens omsingelden de school. Hij had zich overgegeven, trillend en huilend zat hij in een hoekje van de school. Mensen werden afgevoerd, lichamen werden opgeruimd. Het was een dag die niemand ooit ging vergeten. Een dag waarop ouders hun kinderen verloren en kinderen een eeuwig trauma overhielden. Een dag waarop hij de verkeerde keuze had gemaakt. Voor de laatste keer pakte hij zijn geweer. En voordat de kogel zich door zijn hoofd boorde hoorde hij nog voor één keer de stemmen in zijn hoofd. “Je had naar me moeten luisteren.”