De avond was gevallen. Een donkere mist had zich verspreid over het landschap en gaf een gevoel van onrust. Donker grijze wolken zorgden ervoor dat het onmogelijk was om de sterren te zien. Het enige wat een klein beetje licht bood was de maan, die zijn best deed om af en toe tussen de wolken door te schijnen. Het was een van de vele sombere avonden. Iedereen was moe, mannen deden hun best om de ogen open te houden. Elk moment kon de hel weer uitbreken en iedereen bereidde zich voor. Hij was een van de weinige die klaarwakker was. Al dagen durfde hij zijn ogen niet te sluiten, want telkens als hij zijn ogen sloot zag hij beelden van de strijd. Lichamen, verspreid over het landschap, onder de modder. Honderden mannen die de strijd verloren hadden, ze hadden gestreden voor hun land. Honderden mannen die hun vrouw en kinderen hadden verlaten, zeggend dat het allemaal wel goed kwam, om vervolgens nooit meer terug te komen. Hij had die belofte ook gedaan, hij had zijn vriendin beloofd dat hij heelhuids thuis zou komen.
‘Michael, ik wil niet dat je gaat.’ Haar lippen hadden bijna die van hem aangeraakt bij het uitspreken van deze woorden. Een voorzichtige glimlach sierde zijn lippen, hij wilde het afscheid niet zwaarder maken dan het al was. ‘Soms is er geen enkele keuze.’ Ze zuchtte, keerde zich om en liep naar het raam toe om naar buiten te staren. Er heerste onrust op de straten, het was overduidelijk dat er wat gaande was. Mensen waren ontevreden, bang, maar trots genoeg om mee te vechten. Hij liet zijn schouders hangen, zette vier grote passen en ging achter haar staan. Zijn handen legde hij op haar buik, die inmiddels al iets groter was geworden dan voorheen. In haar groeide iets van hun samen, een nieuw leven. Hij hield van Mary en hij kon niet wachten om vader te worden. Ze vormde een perfect gezin, dat wist hij zeker. Maar hij moest wachten, hij moest de zwangerschap missen om het land te verdedigen. Zijn lippen drukte een zachte kus in haar nek en hoewel ze eerst haar hoofd wilde afwenden trok ze hem dichter bij haar. ‘Laat me niet alleen Michael,’ fluisterde ze zachtjes. ‘Ik wil dit niet alleen doormaken.’ Hij veegde voorzichtig haar tranen weg en fluisterde in haar oor: ‘Ik zal altijd bij je blijven Mary, bij ons. Wij met zijn drieën blijven voor altijd samen. Ik kom terug, dat beloof ik.’
Tranen zochten voorzichtig een weg over zijn wangen. Hoe kon hij deze belofte ooit nakomen? Hoe kon hij ooit zorgen dat hij deze avonden overleefde. Het waren niet alleen de avonden die zwaar waren, maar elke dag werd zwaarder en zwaarder. De modder ging in zijn kleren zitten, het slechte weer zorgde ervoor dat hij constant ziek was, de dingen die voor zijn ogen gebeurden waren haast niet te verwerken. Kón hij dit wel overleven? Uit zijn laars viste hij een nog ongeopende brief van het thuisfront. Hij streek met zijn vingers over de envelop en glimlachte voorzichtig. Hij hoefde de brief niet te openen om te weten wat erin stond. Hij wilde de brief ook niet openen, want hij wilde wachten tot hij het écht niet meer zag zitten. Alleen de aanraking van de brief was al meer dan genoeg om weer verder te gaan. Hij zou weer thuiskomen, voor Mary, voor zijn liefde, voor hun geluk samen en voor hun toekomstige kind.
De zon scheen niet, geen enkel streepje licht wist zich door de wolken heen te vechten. Het was donker, duister en het leek wel nacht. De stilte werd overschreeuwd door harde knallen. Kogels, geweren, vliegtuigen en huilende soldaten. De regen vermengde de modder samen met het bloed van gesneuvelde soldaten. Een gesloten envelop leek verdwaald in een slachtveld. Het lag tussen lichamen en verloren kogels. Met sierlijke letters stond de naam Michael Johnson op de voorkant geschreven. Binnenin zat een boodschap die de soldaat nooit meer zou ontvangen. Hij was gesneuveld.