Ik wist dat ik niet op mijn adem moest gaan letten. Ik wist dat ik vooral niet op mijzelf moest gaan letten, maar op de omgeving. Dus bestudeerde ik voor de derde keer hoe de deurbel eruit zag, een zwarte met een wit knopje, en keek ik voor de tiende keer of iemand mij gebeld had, terwijl mijn telefoon op vliegtuigstand stond. Het zag er waarschijnlijk belachelijk uit, dat ik nu al meer dan tien minuten voor de deur stond, maar gelukkig waren de gordijnen dicht en konden ze me dus niet zien.
Ik keek nog een keer om me heen. Dit moest toch gewoon het goede huis zijn? Ik was hier nu al een jaar niet geweest en kon geen straatnaambordje vinden, maar het zag er hetzelfde uit als de vorige keer. Bijna hetzelfde dan, want waar was die grote boom, die vorige keer alle zon weghield? Waarschijnlijk zag de helft van Amsterdam er zo uit, grachtenhuizen aan een gracht.
Ik rilde, en probeerde mijn jas nog beter dicht te maken, wat niet kon omdat de rits al tot boven dicht zat. Dus ik trok mijn sjaal verder naar boven, tot bijna over mijn mond, en deed mijn haar onder mijn muts goed. Ik was er nog niet klaar voor, dus besloot nog even op het stoepje voor de deur te gaan zitten. Ik pakte mijn telefoon en mijn oortjes uit mijn jaszak. Ik probeerde ze uit de knoop te halen, wat niet goed lukte met mijn handschoenen aan. Na een tijdje was het eindelijk gelukt, en kon ik mijn wanten weer aantrekken. Ik keek op mijn telefoon, en twijfelde of ik hem van de vliegtuigstand zou afhalen. Zouden ze me thuis al gemist hebben? Zouden mensen op school denken dat ik ziek ben, en me beterschap hebben gewenst? Toch deed ik het niet, omdat ik bang was dat ik spijt kreeg. Ik koos voor muziek, in plaats van mijn ontspanningsoefeningen, en keek naar de sneeuwvlokken die met grote hoeveelheid naar beneden dwarrelde.
Het sneeuwen ging steeds harder, en na een tijdje kon ik mijn voeten niet meer zien, omdat ze bedekt waren met een laagje poeder. Inmiddels was ik een paar nummers verder, en was het naar stamppot gaan ruiken. Ik keek op mijn telefoon en zag dat het inderdaad al half zeven was. Ik stond op, en probeerde mijn evenwicht te bewaren aangezien het behoorlijk glad was geworden. Ik pakte mijn rugzak op, waarvan ik niet had verwacht dat al mijn kampeerspullen erin hadden gepast, inclusief een paar kledingstukken. De rest zou ik later wel kopen.
Dit moest gewoon het goede huis zijn. En als het niet zo was, had ik niets anders, want verder kende ik niemand in Amsterdam, dus zonder verder na te denken drukte ik op de deurbel. Binnen een halve minuut werd er open gedaan, door een jongen. En dus niet door Emilia. Het was niet mijn 'nanny' die open deed, het was het verkeerde huis. Maar daar stond de jongen die ik zo goed kende, of ik kan beter zeggen 'herkende'.
"Hoi," zei hij terwijl hij met zijn hand door zijn blonde haar streek.
"Hoi.." zei ik, en ik bleef naar hem kijken, niet naar zijn ogen, maar mijn ogen bleven hangen bij ongeveer zijn mond. Ik merkte dat we nu al best lang stil waren, en toen besefte ik dat ik bij zijn huis aanbelde, en dat ik dus moest beginnen met praten.
"Uhh, dit is zeker niet het huis van Emilia?" en de jongen schudde zijn hoofd. "Nee, dat dacht ik al, dan heb ik het verkeerde adres. Jij weet zeker niet waar ze woont. Ik ben zeg maar op een soort van, ja hoe zal ik het noemen, backpack tocht, en ik zocht een slaapplaats vannacht?"
"Oké.." zei hij vragend. Je zag gewoon dat hij me raar vond, en ik gaf hem groot gelijk.
"Emilia was vroeger mijn oppas, en ik dacht, misschien kan ik bij haar slapen, want morgen ga ik met het vliegtuig weg. Maar dit interesseert je waarschijnlijk niet zo veel, dus dan ga ik maar, ik denk dat ik op het vliegveld slaap. Welke kant is dat op, rechts toch? Heel erg bedankt in ieder geval." Ik hoorde de woorden uit mijn mond stromen, en draaide me toen snel om. Te snel, want ik verloor mijn evenwicht en lag toen in de sneeuw. Ik voelde de sneeuwvlokken smelten en het water stroomde mijn kleren in. Al snel was ik helemaal doorweekt. Wat gênant. Ik had het gevoel dat iedereen naar mij keek. Iedereen vond mij raar. Niet op je adem letten, probeerde ik nog te zeggen. Niet op je adem letten. Normaal blijven ademen. Maar het was te laat, want ik kreeg al geen lucht meer binnen. Ik ademde sneller, maar kreeg steeds minder lucht binnen, en was mijn adem verloren.
"Hidde, kom helpen!" Ik zag half dat er een jongen kwam aangelopen. Ik concentreerde me op de geluiden om me heen, de stemmen van de jongens. Ik lag nog steeds in de sneeuw, maar ik voelde dat iemand mij omhoog probeerde te trekken. Het waren zachte, maar grote handen.
"We brengen haar naar binnen," zei de jongen die Hidde bleek te heten. Het lukten hen om me met z'n tweeën omhoog te krijgen en ik liep met hun ondersteuning mee naar binnen. Daar ging ik op de bang zitten, met mijn hand voor mijn mond en mijn hoofd tussen mijn knieën en zo kwam ik langzaam tot rust.
"Gaat het weer een beetje?" Ik knikte, maar besefte toen pas goed wat er gebeurd was.
"Uh.. bedankt, maar ik moet gaan," zei ik, terwijl ik op opstond, en van plan was om naar de deur te lopen.
"Nee joh," zei de jongen die had opengedaan snel. "Je kunt best hier blijven slapen. Je kunt in een van onze kamers slapen en dan slapen wij wel op de bank. We wilden net pizza bestellen, dus je kunt gelijk mee-eten." Zouden ze dat echt willen? Ik kon straks voorstellen om zelf op de bank te slapen, en de pizza natuurlijk terug betalen, dan zouden ze toch geen last van me hebben? Ik besloot het te doen, anders zou ik op het vliegveld moeten slapen. En op het vliegveld waren mensen, heel veel mensen.
"Oh, dat zou ik heel fijn vinden," zei ik terwijl ik mijn schoenen uitgebreid observeerde.
"Oké, gezellig," zei hij. Gezellig? Ik had net een paniekaanval gehad voor hun stoep, dat was niet echt gezellig lijkt me, maar ik hield net op tijd mijn mond voordat er een sarcastische opmerking uit zou komen en de gezelligheid nog meer zou dalen.
"Hidde, bestel jij de pizza's? Wat voor pizza wil je?" De andere jongen, Hidde, schrok op toen zijn naam werd gezegd. Hij zat op de stoel die tegenover de bank stond, zo ver mogelijk van mij vandaan. Ook hem had ik meteen herkend, natuurlijk. Maar hem kende ik ook meteen, en hij mij ook. Hoe vaak was ik niet omgelopen, omdat ik hem met zijn vrienden in de gang zag staan?
"Uh, gewoon margherita, alsjeblieft," zei ik, en Hidde stond meteen op en liep met zijn telefoon de kamer uit.
"Ik ben Daniël trouwens, en dat was dus Hidde." Natuurlijk wist ik dat hij Daniël heette, maar ik liet er niets over merken. Ik liet niet merken dat ik eigenlijk bijna alles over zijn leven wist.
Ik begon een beetje om me heen te kijken. We zaten in de woonkamer, het zag er gezellig uit. Nadat ik de hele kamer bestudeerd had, begon ik mijn nagels te bestuderen om mijzelf een houding te geven.
"Hoe heet jij?" vroeg Daniël en ik bedacht me dat ik mezelf eigenlijk meteen had moeten voorstellen nadat hij dat had gedaan.
"Lana," zei ik.
"Ah, leuke naam! Waar kom je vandaan?"
"Delfzijl."
"Echt? Wat leuk, Hidde en ik komen daar ook vandaan!" No shit, alsof ik dat nog niet wist.
"Hidde, ze komt ook uit Delfzijl!"
JE LEEST
Nooit heb ik ooit
Teen FictionHet idee was om naar Australië te gaan en nooit meer terug te keren, maar ze kwam niet eens verder dan Amsterdam. Wanneer ze haar laatste nachtje in Nederland moet doorbrengen, komt Lana per ongelijk terecht bij twee bekende jongens, waarvan ze er e...