Hoofdstuk 8

119 12 9
                                    

Nu kan ik de feeën voor het eerst goed bekijken. En ik kan je vertellen, er bestaan betere dingen op de wereld dan kijken naar deze feeën.

De vleugels hebben een pastelkleur en lijken heel fragiel, wat waarschijnlijk niet zo is. De ogen zijn geel. Hun gezichten zijn perfect glad. Hun lichamen zijn even dun als die van modellen. Naast hun ogen zien ze er lieflijk uit. Hun haar is groen. Het is niet gewoon haar, maar het zijn slangen. Net als Medusa (uit de Griekse mythologie). Als de feeën hun mond open doen zijn een aantal stralend witte, maar scherpe tanden te zien. Hun handen eindigen als klauwen.
Zo'n vijftig van dit soort feeën komen op ons afstormen. Sommigen rennen, anderen vliegen op ons af. Ik sta op de voorste rij. Ik wil weg, maar de elven achter me willen niet opzij.
Ik krijg het steeds benauwder. Elven gaan voor me staan. Nu sta ik in een menigte elven, ik ben benauwd en paniekerig, ik kan niks zien, geen fijne combinatie als er kwaadaardige feeën op je af komen rennen.
Noor staat opeens naast me. Stevig houden we elkaar vast. Dan vallen de feeën aan.

Overal zijn feeën en elven. Noor en ik staan tussen alle gevechten in. De elven zijn goed, maar de feeën ook. Ik wil naar het kamp rennen, maar ik ben bang dat ik dan opgemerkt word. Dan gaan die feeën aanvallen en ben ik waarschijnlijk hun avondeten. Ik zucht. Als die stomme kloof nooit dicht was gegaan en weer open, was ik nu nog veilig thuis.
Wacht eens, een kloof kan niet zomaar dicht gaan, dat wist ik al. Dat kan alleen met hele sterke magie. Die stomme feeën kunnen toveren, dus zij hebben magie.
Waarom hebben ze dan die kloof dicht laten gaan? Wat willen ze?
Noor schreeuwt wat. Ik wil me om draaien om te vragen wat ze zei, maar het antwoord heb ik al. Scherpe klauwen worden in mijn rug gezet. Ik schreeuw het uit van de pijn. Noor gilt. De klauwen worden weer uit mijn rug getrokken. Half bewusteloos lig ik op de grond. Iemand pakt me vast en tilt me op. De greep verslapt. Na een harde gil weet ik dat Noor me probeerde te helpen. En dat de feeën haar ook te pakken hebben gekregen. 'Waarom?' denk ik 'Waarom?'. Ik voel een hand onder mijn rug. Ik wordt opgetild. Ik wordt over iemands schouder gegooid. Mijn is nat. Ik weet dat het bloed is. Na een tijdje over iemands schouder gehangen te hebben wordt ik op iets zachts neergelegd. Waarschijnlijk een bed.
Ik wordt op mijn buik gelegd. Terwijl er iets met mijn wonden wordt gedaan, waarschijnlijk iets met ontsmettingsmiddelen enzovoorts raak ik buiten bewustzijn.

Ik kreun. Mijn rug doet verschrikkelijk veel pijn. Ik lig op mijn buik. Als ik mijn hoofd draai kan ik Noor zien. Ze ligt op haar buik met om haar middel verband. Ik voel aan mijn middel. Daar zit ook verband. Een paar jongens stemmen beginnen te praten. Daarna wordt ik opgetild en zo weer neergezet dat ik rechtop zit. Nu kan ik goed zien waar ik ben. Ik ben in een tent van de rebellen. Links van me licht Noor. Rechts van me zijn twee jongens iets aan het klaarmaken. Ze zijn nu blijkbaar klaar, want ze lopen naar me toe. Ze geven een raar prutje aan mij dat ik blijkbaar moet opeten. Ik trek een vies gezicht, maar ik het het toch op. Ik geef het bord terug. Een van de jongens helpt Noor omhoog. Dan wint mijn nieuwsgierigheid het van de pijn en vermoeidheid. 'Waarom hebben jullie ons gered?' Even is het stil. Dan antwoord een van hen. 'Ten eerste: ik ben Jack en hij is John.' Ik knik. 'Nu het antwoord op je vraag. Toen jullie aankwamen in het kamp en we jullie verhaal hoorden wisten we gelijk dat die verdoemde feeën dat hadden gedaan. We vroegen ons af waarom en we zijn ons erin gaan verdiepen. We hebben het antwoord nog niet, maar we zijn wel heel ver. Toen die feeën aanvielen en ze jullie verwondden hebben we jullie gered, want feeën hun doen en laten hebben altijd een reden.' Langzaam verwerk ik de informatie. 'Hoe ver zijn jullie eigenlijk al?' vraagt Noor. John gooit een schrift naar haar toe. 'Hier staan al onze aantekeningen in. Noor begint te lezen. Ik wil het graag ook lezen, maar dat is een beetje lastig nu. Jack en John gaan een ontbijt maken. Ik heb niks anders te doen, dus ik kijk er maar naar. Ik moet zeggen dat ze erg knap zijn. Vooral Jack. Ik weet niet of je me nu verliefd kunt noemen, maar ik vind hem wel een beetje leuk. Noor gooit het schrift naar mij toe. Ik begin te lezen. Heel veel staat er nog niet in. Ik heb geen zin om het nu verder te lezen, want John komt aan lopen met ontbijt. Het is overheerlijk.

Het is middag. John en Jack zijn naar een bijeenkomst van de rebellen. Ze zeiden dat we moeten gaan slapen, maar het lukt totaal niet. Ik pak het schriftje er weer bij. Het is niet erg interessant, maar de staat wel een titel van een boek in, die ik besluit te onthouden. Wie weet wanneer dat handig is. Ik ben nu wel moe geworden. Ik negeer de pijn in mijn rug en langzaam val ik in slaap.
Ik ben net in een lichte slaap als ik gesis hoor en ik wordt opgetild. Bij het horen van het slaan van vleugels weet ik dat ik ontvoerd ben. Ontvoerd door de feeën.

Gna gna😈, leuke cliffhanger🙌. Dit was een best lang hoofdstukje. Hopelijk vond je het leuk. Ik zal één dingetje verklappen wat je waarschijnlijk al door had: Amber wordt verliefd op Jack. En Noor... Meer vertel ik niet!😁😘😝 Doeg!🙋

De KloofWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu