Hoofdstuk 10

120 11 2
                                    

Wij zijn dus de vergetenen. Dat betekent dus dat ... ik huiver. Één van ons zal moeten sterven. Voor de vrede van deze wereld. Ik kijk naar Noor. Ik wil haar niet kwijt. En toch moet het gaan gebeuren. Moeten we elkaar achterlaten. Voor een wereld die mijn hele leven nu door elkaar schopt. Voor een wereld die me eigenlijk weinig kan schelen.

Via het raampje in het onze cel heb ik Jennie zien vluchten. Ik hoop dat ze het heeft gehaald. Sinds ik weet van de legende, zit ik daar de hele tijd over na te denken. Dat één van ons moet sterven, dat we nimfen zijn, over mijn krachten, enzovoorts. De hele tijd kom ik terug op de gedachte dat één van ons zal moeten sterven. Met die krachten ben ik daarnaast ook veel bezig. Ik sla op de muur. Ik sla steeds op dezelfde muur. Als die muur breekt, hebben we namelijk kan op ontsnapping. Helaas ligt het niet zo simpel, want de muren zijn iets van zeven meter dik. Slaat ook oppervlakte de muur. Dan wordt de deur open gedaan. Snel draai ik me om. In de deuropening staan vijf feeën. Twee vrouwen, drie mannen (ja, die bestaan ook). Ze doen de deur weer dicht. Voordat ik iets kan doen, hebben ze al ketens om mijn polsen gedaan.
Ruw worden we meegesleurd. Waar gaan we naartoe? Ik durf het niet te vragen.

Na een tijdje komen we in een grote, mooie zaal. Ze zijn hier erg rijk. Dan bedoel ik dus de feeën van wie dit is. Een lange rode loper leidt naar een troon. Op die troon zit een fee. Het verbaast me dat de fee op de troon er nog best uitziet als de feeën in de sprookjesboeken. Haar haar zou net zo goed gewoon groen haar kunnen zijn. Haar klauwen zijn verborgen onder handschoenen. Haar vleugels zijn erg mooi.

Mijn gedachten worden onderbroken door de fee op de troon. Ze is net begonnen met praten. Ze heeft een erg angstaanjagende stem moet in zeggen. "Zo, dus jullie zijn de nimfjes die mij gaan helpen. Jullie waren eerst even verdwaald zeker, want jullie plaats is hier. Bij de feeën. Als die slechte fee lang geleden jullie niet had betoverd, dan was het rijk weer van de feeën. En die elven zouden dan voorgoed zijn weggevaagd. Helaas werden jullie betoverd en gebeurt dat nu pas." Ze heeft nog maar heel even gepraat en in mag haar nu al niet. Lekker begin. Ze gaat weer door met haar verhaal. "In de wereld waar jullie zijn opgegroeid hebben jullie zeker niet kunnen oefenen met jullie gaven, dus nu zijn jullie nog nutteloos. Het enige wat jullie kunnen is muren kapot slaan." Wat een vreselijke trut. Ik laat haar toch maar even verder praten. "Om jullie je krachten te laten beheersen en ontwikkelen gaat onze kampioen toveren jullie helpen." Ze klapt in haar handen. Onmiddellijk komt een fee de zaal in lopen. Hij is zo'n 25 jaar denk ik. Hopelijk zijn mannelijke feeën aardiger dan de vrouwelijke. De fee pakt onze ketenen vast en trekt ons mee naar de andere kant van het gebouw. Stiekem ben ik best benieuwd naar mijn krachten.

We komen aan in een zaal. Er staat niks in. Hier gaan we dus oefenen. "Oké, wat kunnen jullie al?" Ik weet zeker dat hij ons gast uitlachen, omdat we zou weinig kunnen. Door dat idee wordt ik geïrriteerd en ik sla toch maar op de muur om mijn irritatie kwijt te raken. De fee knikt even goedkeurend. Ik ben blijkbaar dus goed in muren kapot slaan. Jippie. Noor slaat ook maar op de muur. Daarna wrijft de fee even met zijn hand over de muur. Als hij zijn hand weghaalt zijn de scheuren weer geheeld. Hij haalt van achter in de zaal vier emmers tevoorschijn. In de ene zit water. In de ander brandende kooltjes. In de derde zit steen en aarde. In de laatste zit niks. In weet waarom precies deze vier dingen in deze emmers zitten. Het zijn de vier elementen. De fee begint met iets te vertellen. Ik luister er maar naar. "Voordat we beginnen, ik ben Eluron. Ik ga jullie helpen bij jullie krachten. Nimfen kunnen altijd één element besturen. En dan echt heel goed. Als ze tenminste oefenen. Eerst moeten we weten welk element bij jullie hoort. 'Noor, jij begint. ' Noor steekt haar hand in de emmer met kooltjes. " Wat gek, het brandt niet. " Eluron knikt. "Jij bezit blijkbaar vuur." Dan ben ik aan de beurt. Ik steek mijn hand in de bak met kooltjes. Zodra mijn hand de kooltjes raakt, trek ik hem gelijk terug. "Oké, vuur hoort duidelijk niet bij jou." Ik knik. Daarna moet ik mijn hoofd onder water houden en testen of ik kan ademen. Niet dus. Daarna moet ik tegen de lege emmer aan blazen. Als deze test mislukt, hoort aarde bij mij. Ik blaas tegen de emmer aan. Gelijk vliegt de emmer naar de andere kant van de zaal. Het is duidelijk, ik bezit lucht.

Hey, wat vonden jullie van dit hoofdstuk? Ik heb niet zoveel te zeggen, dus... Bye!🙋👋

De KloofWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu