Hoofdstuk 13

94 10 12
                                    

Ik open mijn ogen. Ik voel me zo... raar. Er komt een fee binnen, die zich voorstelt als Meredith, mijn nieuwe docent. Ze neemt me mee naar een zaal, waar ze me laat zien hoe je een
Tornado maakt. Ze zegt me het klein te houden, maar ik weet dat, als het me lukt, ik dat écht niet ga doen. Wat groter kan vast wel.

Ik begin aan mijn Tornado. Eerst draai ik mijn vinger, daarna mijn hand, en uiteindelijk mijn hele arm. Er gebeurt niks. Meredith schudt teleurgesteld haar hoofd. Ik doe het opnieuw. Weer gebeurt er niks. Meredith geeft aan dat ik door moet gaan totdat het lukt. Ik doe het opnieuw, en opnieuw, en opnieuw, de hele dag door.

Iets van de 237e keer krijg ik een kleine draaikolk. Verwonderd kijk ik ernaar, maar de draaikolk is al snel verdwenen. "Dat is wel weer genoeg tornado voor vandaag." Ik draai me om naar Meredith. "Laten we eerst maar gaan oefenen met lucht besturen met je hersenen. Als de elven kunnen zien wat je doet, ben je waardeloos. We beginnen met iets makkelijks.

Als dit makkelijk is, dan wil ik niet weten wat moeilijk is. Ik doe mijn ogen weer dicht. Ik concentreer me op de lucht om me heen. Dan probeer ik het te laten waaien. Het is al een aantal keer mislukt, maar ik blijf proberen. Tot mijn vreugd voel ik een koel briesje langs mijn Wang strijken. Ik probeer het harder te laten waaien. Met moeite lukt dat. Dan open ik mijn ogen. Het lukt me om het te laten waaien, hoewel het moeilijker gaat. Ik krijg een plannetje. Meredith staat recht voor me. Ik ga haar een vliegreisje cadeau geven.

Eerst laat ik het harder waaien, dan draai ik de wind richting Meredith. Zodra de wind echter is gedraaid, voel ik me alsof ik gemarteld wordt. Kermend van pijn lig ik op de grond. De controle over de wind ben ik al kwijt, dus de wind is gaan liggen. Met een gemene grijns zie ik Meredith naar me kijken. Ik weet nu wat de feeën gisteren hebben gefixt, en dat is zeker niet goed.

Ik heb een pauze. Ik ben naar de grens gerend. Ik kan er niet overheen, want door de feeën kan ik me niet tegen hun keren. Héél irritant. Ik ben in een boom geklommen en daar zit ik nu. Mijn leven was zo eenvoudig boven. Nu... Ik zucht. Ik wil er niet aan denken. Ik zie Noor ook al niet. Met haar erbij zou het hier een stuk beter zijn. Dan zie ik Noor rennen. Vol vreugde. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht, maar als ik zie waarom ze zo blij is ben ik dat een stuk minder.

Ze heeft vleugels.

Ten eerste: Sorry voor het korte hoofdstuk!

Ten tweede: Wat zou er met Noor zijn?

Je leest het in het volgende hoofdstuk!

De KloofWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu