Hoofdstuk 12

87 10 5
                                    

Moeizaam kom ik omhoog. Waar ben ik? Ik kijk om me heen. Ik lig in een kamer met volledig witte muren op een ziekenhuisbed. Op de witte deur zitten een stuk of 5 stevige kettingsloten. Het is duidelijk dat de feeën me niet helemaal vertrouwen. Het bed naast me dat is leeg. Ik hoop dat Noor niks is overkomen.

Op het tafeltje naast mijn bed staat een dienblad, met een glas water en een bord met een paar broodjes erop. Blijkbaar willen de feeën wel dat ik goed eet. Ik pak het glas water en drink het in één keer leeg. De broodjes laat ik nog even liggen.
Ik zucht. Dit is het saaiste ooit. In een helemaal witte kamer zitten zonder iets te kunnen doen.

Ik weet niet hoelang ik nu al in deze kamer ben. Ik heb mijn broodjes al op. Via een luikje is me een nieuw dienblad gegeven. De lunch waarschijnlijk. Ik heb het water alweer opgedronken. De broodjes heb ik ook opgegeten. Nu lig ik op de grond naar het plafond te staren. Ik heb zin om iets te doen, maar wat? Ik pak het glas. Ik krijg een idee.
Ik zet het tafeltje in het midden van de kamer. Daarop zet ik het glas. Daarna ga ik op het bed zitten. Zo, dat ik recht voor het glas zit. Dan blaas ik tegen het glas aan en tegelijkertijd maak ik een duwbeweging met mijn handen. Het glas vliegt de lucht in en komt met een klap tegen de muur aan. Glas splinters vliegen door de kamer. Een paar boren zich in mijn huid, maar ik let er niet op. Ik wil niet perfect zijn. De perfecte witte kamer is nu een troep. Mijn huid, die perfect was dankzij feeën magie, is niet meer perfect.
Ik haal de glas splinters uit mijn huid. Bloed vloeit uit de wonden. Het valt op de grond. De witte vloer kleurt rood. Dan wordt de deur opengegooid. In de deuropening staan een aantal feeën. Ze kijken totaal niet blij.
Twee feeën pakken me bij mijn schouders. Ik stribbel tegen, maar één van de feeën geeft me een stomp in mijn gezicht, dus ik laat ze maar hun gang gaan. Ze sleuren me mee door de gang. Ik heb geen flauw idee waar ze me naartoe nemen, maar het is vast niet goed.

We komen aan in een kamer. Ik wordt in een stoel gezet. Een paar feeën maken me aan de stoel vast met zware, koude kettingen. Wat zijn ze met me van plan?
De feeën verlaten de kamer. Ik ben weer alleen. De kamer waar ik nu ben heeft muren bedekt met staal. Er staan ook een paar spullen die in een operatiekamer horen.
Moet ik hier de rest van de tijd gaan doorbrengen? Waarom hebben ze me hier naartoe gebracht?

Een fee komt binnen. Hij begint met buisjes, vloeistoffen en nog wat spullen te pakken. Wat is dit?!
Nadat die fee wat heeft gerommeld met de buisjes en vloeistoffen, steekt hij een een injectienaald in mijn arm. En nog één. En nog één. De injectienaalden zitten vast aan de buisjes met vloeistoffen erin. De vloeistoffen stromen mijn arm in. Ik kan er niks aan doen. Het gebeurt gewoon. De injectienaalden worden uit mijn armen gehaald. De fee loopt weg. Ik ben weer alleen. Mijn ogen worden zwaar. Is dit het effect van die vloeistof? Als antwoord, wordt het zwart voor mijn ogen.

Late update, ik weet het. Hoe vinden jullie het? Lekker weer een cliffhanger! Gna gna!!!😈

De KloofWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu