Hoofdstuk 5

190 19 1
                                    

Pov Samuel

Kaj vangt Loïs op onder haar oksels. Ze zakt in elkaar en haar armen hangen slap langs haar lijf. Haar ogen flitsen eng heen en weer en ze ademt zwaar. Dan sta ik ineens stil bij wat ik net heb gedaan. Ik heb Loïs geslagen, en niet zo zachtjes ook. Voor een moment denk ik dat ze bewusteloos zal raken, maar dan haalt Ricardo een flesje water uit zijn auto en gooit het over haar heen. 'Wel bij blijven hè schat?' zegt hij. Loïs lijkt weer wat wakkerder te worden en ze kijkt glazig uit haar ogen. Dan kijkt ze mij vol ongeloof aan. Ik hoor haar zuchten en ze kijkt naar de grond. Ze probeert wat sterker op haar benen te gaan staan, wat een beetje moeilijk gaat. Kaj pakt haar armen weer beet en houd haar polsen stevig bij elkaar. 'Nou,' zucht Ricardo. 'Neem d'r maar weer mee dan.' Ik weet niet hoe snel ik naar het busje toe moet. Ik rijd naar de plek waar Ricardo, Kaj en Loïs staan en neem Loïs van Kaj over. Deze keer zet ik haar niet in de achterbak, maar voorin naast mij. Het is wel weer genoeg geweest voor vandaag. Ik haal het doek van haar gezicht af en bekijk de schade. Jezus Sam, moest dat nou zo hard? Haar neus zit onder het bloed en haar lip is kapot. Ik wacht tot Kaj en Ricardo zijn weggereden. Ik doe wat water op de kant van het doek waar het nog schoon is, en wil haar gezicht voorzichtig schoonmaken. Dan ineens slaat ze mijn hand weg. 'Houd maar weer op,' schreeuwt ze. 'Je hebt al genoeg gedaan.' Ik zie dat ze haar tranen probeert tegen te houden, maar zo nu en dan rolt er toch eentje over haar wang. Ze veegt ze gauw weg. 'S-sorry,' stamel ik. Ze kijkt in de achteruitkijkspiegel en grist de doek uit mijn handen. Zelf probeert ze het bloed een beetje weg te halen. Ik zit er verbijsterd bij. 'Aan sorry heb ik niets. Wat heb je trouwens met mijn gun gedaan?' vraagt ze dan. 'Die heb je niet nodig,' antwoord ik. Ze trekt haar wenkbrauw op. 'Whatever.'

Pov Loïs

Ik zit nog steeds met Samuel in de bus. Mijn gedachten blijven maar malen over wat er net is gebeurd. Ik wist wel dat ik hem niet kon vertrouwen, waarom zou ik ook. Het is en blijft een Temeroso. Ik had gewoon niet verwacht dat hij het zo hard zou doen. Ik heb serieus het gevoel alsof mijn neus gebroken is en ik dubbel zo dikke lippen heb. Dat zal vast ook wel. Ik voelde voor een moment helemaal niks meer. Ik wist amper nog wat er gebeurd was, tot ik weer bijkwam en Samuel naar me zag kijken. Toen kwam het meeste wel weer naar boven. Klootzak. Ik klap het spiegeltje boven me open en bekijk mijn gezicht. Mijn lip is inderdaad dubbel zo dik, en mijn neus is ook helemaal rood. Net zoals mijn ogen. Ik lijk wel een zwerver. Ik voel dat hij naar me kijkt, maar ik schenk hem geen aandacht. Hij zet de radio wat zachter. 'We zijn er bijna,' mompelt hij. Ik zeg niets.

Vijf minuten later komen we aan bij een oud gebouw. Het ziet eruit alsof het ooit een peuterspeelzaal of kinderopvang is geweest, alleen is het nu vervallen en vooral héél erg lelijk. Ik wil uitstappen als ik duizelig word. Ik grom geërgerd en zak weer terug in de stoel. Ik kan er niet tegen dat ik zwak ben. Nu ik erover nadenk, de deur zit waarschijnlijk toch op slot. Samuel stapt uit en doet zijn rugtas op zijn rug. Dan loopt hij naar mijn kant en opent de deur voor me. Ik blijf zitten en staar koppig voor me uit. 'Kom op Lo,' zegt hij. Ik sla mijn armen over elkaar. Hij zucht. 'Heb ik je vandaag niet al genoeg pijn gedaan?' Ik draai boos mijn hoofd naar hem om. 'Wilde je zeggen dat je me nog een keer gaat mishandelen? Als je het op dezelfde manier als net doet, ga ik waarschijnlijk dood. En ik mag niet dood. Jullie willen alleen de Peligrosa bang maken.' Hij knijpt zijn ogen samen. 'Trut,' mompelt hijs Ik haal mijn neus op en kijk weer voor me uit door het raam. 'Prima,' zegt hij. 'Dan blijven we toch in de auto?' Hij gooit mijn deur dicht en gaat zelf ook weer zitten. Hij doet de bus op slot wanneer hij ook weer in zijn stoel zit en hangt wat achterover. Hij pakt zijn mobiel uit zijn rugtas en gaat er wat op doen. Zo blijven we een tijdje zitten. Ik merk dat de duizeligheid en hoofdpijn toeneemt. Ik leg mijn hand op mijn voorhoofd. Ik heb het ook super warm. Hij draait zich naar me toe. 'Gaat het?' vraagt hij, zogenaamd bezorgd. 'Je hoeft echt niet te doen alsof het je wat uitmaakt,' antwoord ik kortaf. Hij tilt zijn hand op, die ik meteen wegsla. Ik weet niet wat hij wilde doen, maar ik heb geen behoefte aan zijn hulp. 'Wil je al naar binnen?' vraagt hij. 'Nee. Ik wil gewoon weg.'

ShamelessWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu