Hoofdstuk 9

161 9 1
                                    

Klaasje zit op de grond met haar rug tegen de muur en voor haar staat een glas water. Ze heeft al een paar dagen niks gegeten en gedronken. Nu had ze eindelijk wat water. Maar ze durft het niet op te drinken, misschien hebben haar ontvoerders er wel wat in gedaan. Klaasje probeert even niet aan haar honger en dorst te denken.
Ze wil hier weg... Maar dat gaat moeilijk als je handen- en voeten vastgebonden zijn. Klaasje probeert zich wat te verplaatsen naar de andere kant van de ruimte. En tot haar verbazing ligt daar een steen zo groot als haar vuist. En er zit ook nog eens een scherpe punt aan. "Yes, nog een beetje geluk", denkt Klaasje. Met veel moeite lukt het haar om het touw om haar handen los te snijden. Gelijk daarna maakt ze haar voeten los. Klaasje schrikt als ze ziet hoe blauw haar handen en voeten zijn. En ze doen ook nog eens heel zeer. Ondanks de pijn lukt het Klaasje om op te staan. Ze loopt richting de deur en probeert hem los te krijgen. Maar de deur zit echt vast. Hier kan ze niet uit komen...
Klaasje geeft het op en gaat naast de steen op de grond zitten. Ze begint wat met de steen te spelen totdat ze hoort dat iemand de deur aan het openmaken is. Snel staat ze op en gaat achter de deur staan. De dikke man komt binnen, en staat nu met de rug naar Klaasje. "Dit is mijn kans", denkt Klaasje. Zo snel als ze kan glipt ze langs de deur de kamer uit. Maar de steen in haar hand schuurt langs de deur. De man draait zich om en rent achter Klaasje aan. Hij is veel sneller dan Klaasje en grijpt haar bij de keel. 'Waar wil jij naartoe gaan?", zegt hij lacherig. 'Laat me gaan', kan Klaasje nog net uit haar keel krijgen. Als de man Klaasje weer richting de kamer duwt draait ze zich om en slaat de steen zo hard als ze kan tegen de zijkant van zijn hoofd. De man valt bewusteloos op de grond neer. Zo snel als Klaasje kan probeert ze een uitgang naar buiten te vinden. Maar ze moet wel oppassen, want wie weet is die lange man ook nog ergens. "Jaa, een uitgang". Klaasje drukt de deur open en rent zo hard als ze kan weg van dit rare gebouw. Als ze bij een grote boom is aangekomen gaat ze even zitten. Stiekem gluurt ze naar het gebouw. "Het lijkt wel een oud fabriekspand". Klaasje weet dat ze zo snel mogelijk weg moet. Maar daar is ze eigenlijk veel te moe voor. Ze is ook erg duizelig. Toch staat ze op en rent verder een klein zandweggetje in. Ze heeft geen idee waar ze is en waar ze naartoe moet. Dan ziet ze een vrouw met een hondje lopen. De vrouw kijkt haar bezorgd aan en komt dichterbij. 'Kan ik jou ergens mee helpen?', vraagt ze. 'Waar ben ik?', vraagt Klaasje. 'Dit is het oude industrie terrein in het buiten gebied van Antwerpen'. 'Heb je een ongeluk gehad moet ik iemand bellen? 'Nee, dankje', zegt Klaasje. Eigenlijk wil Klaasje de politie héél graag bellen, maar dat lijkt haar niet verstandig ivm Hanne. 'Ik moet verder', zegt Klaasje dan. 'Welke kant is Antwerpen op? De vrouw legt Klaasje het uit en loopt verder.
Het wordt al donker en Klaasje is veel te moe om verder te gaan. Ze zoekt een plekje op waar niemand haar kan zien en valt in slaap.

GestalktWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu