01 Louis

846 25 3
                                    

Een lichte wind streek door de straten, liet de felgroene bladeren aan de bomen vrolijk heen en weer zwiepen en verkoelde het klein aantal mensen dat al buitenshuis was. Dit waren voor grotendeels de mensen die in de zakensector werkten, of de kinderen die op voetbal zaten. Voor hen was het vandaag een hele bijzondere dag. Vandaag was het jaarlijkse Team Toernooi voor Jongeren. Alle kinderen die een leeftijd hadden tussen de tien en achttien jaar deden eraan mee, wat maakte dat het toernooi zeer gevarieerd was qua niveau. Het was algemeen bekend dat scouts van verschillende, grotere voetbalclubs zoals Manchester United en Liverpool elk jaar weer bij dit toernooi aanwezig waren om de beste jongens eruit te kiezen. Het was een immense kans voor elke jongen met een voetbaldroom.

Zo ook voor hem.

Normaalgesproken had hij een gloeiende hekel aan vroeg opstaan en alles wat daarmee te maken had. Altijd was hij chagrijnig voordat hij naar school moest en altijd had hij een hekel aan fietsen in de morgendauw. Als de kippen nog sliepen, hoorden kinderen dat ook te doen, vond hij.

Maar vandaag was alles anders.

Al maanden had hij zich verheugd op zijn zevende toernooi. Vorig jaar waren ze tweede geworden, omdat ze hadden verloren van de club die als eerste in de ranglijst stond. Gelukkig voor hem was die club niet veel later failliet gegaan, al wist hij niet waaraan. Het maakte in ieder geval dat zijn club eerste kwam te staan en die titel hebben ze met eer weten te behouden. Al hun harde werk, tijd en moeite die ze in het voetballen hadden gestoken werd vandaag op de proef gesteld en, zolang ze deden was ze moesten doen, beloond. Een glimmende gouden beker, het symbool van hun winst, zou schitteren in de voetbalkantine. Bij de gedachte eraan begon zijn hart sneller te kloppen en met een glimlach van oor tot oor zwiepte hij zijn blauwe rugzak over zijn schouder en sprong hij op zijn fiets.

Het was niet erg ver naar het voetbalveld, iets minder dan drie kilometer. Gelukkig voor hem hoefde hij niet de hele weg alleen te fietsen, halverwege wachtte zijn beste vriend altijd op hem. Ze zaten al vanaf het begin samen op voetbal en sinds een aantal jaar ook bij elkaar in de klas. Hij wist niet waarom, maar altijd als hij samen speelde met Liam, was het voetballen tien keer zo leuk als normaal. Misschien kwam het doordat ze elkaar zo goed aanvoelden of doordat ze altijd lol hadden – hij wist het niet.

De zon was al doorgebroken en de jongen was blij dat hij enkel een T-shirt had aangetrokken. Zijn voetbalkleding zat in zijn rugzak, evenals zijn scheenbeschermers en schoenen met noppen. Hij had ze net nieuw gekregen van zijn moeder en had als bedankje een keer voor haar gekookt. En als pannenkoeken met stroop een luxe diner inhielden, dan had hij dat voor haar gemaakt.

Hoe dan ook, het was warm en rustig. Heel rustig. Alle mensen die voor zaken vroeg naar het werk moesten waren al vertrokken en de rest van de mensen lagen nog te slapen. Logisch, het was zomervakantie.

Louis fietste de eerste straat uit, stuurde naar links en reed zo de tweede straat in. Als hij die eenmaal uit gefietst was, stond Liam bij de brug op hem te wachten en moesten ze nog een stukje naar het veld toe fietsen. Hij hoopte dat zijn vriend net zo enthousiast zou zijn als hijzelf en betrapte zichzelf erop een deuntje te fluiten. Waarvan het was wist hij niet, maar hij werd er nog vrolijker van. Zelfs zo vrolijk, dat hij het blauwe bestelbusje dat achter hem reed nooit gehoord had. Zodra deze naast hem kwam rijden, had hij dan ook geen enkele tijd om te reageren. Twee sterke haden grepen hem beet, trokken hem naar binnen en lieten hem vervolgens weer los. Zijn fiets werd erachteraan getrokken en naar binnen gegooid alsof het niets kostte. De blauwe rugzak werd ernaast gekwakt en alsof er niets was gebeurd, reed het busje door.

Niemand had iets gezien, niemand had iets gehoord.

Het was niet gebeurd.

Vol verontwaardiging krabbelde Louis overeind en keek omhoog, naar de man die hem zojuist naar binnen had getrokken. Hij was erg bleek, had zwart, sluik haar dat als een gordijn om zijn gezicht heen viel en droeg kleding waarvan Louis niet eens wist hoe hij het moest noemen. De man keek hem venijnig en neerbuigend aan, alsof hij een bestrafte hond was en nu in een hoekje moest gaan zitten.
Dat ging dus mooi niet door.

"Waarom ben ik hier? Waar brengt u mij naar toe? Neemt u mijn vriend ook mee, want we moeten zo voetballen en-"

"Hou je mond! Ga daar zitten." De man wees naar een vies, oud en versleten matras dat in de hoek van de ruimte was gedrukt. Een vieze deken lag erbovenop, hetgeen dat wit hoorde te zijn had nu meer iets weg van een soort donkergroen. Verontwaardigd staarde Louis de man aan, wat dacht hij wel niet? Mooi niet dat hij zich zou verroeren voordat hij antwoorden had.

"Nee! Ik moet zo voetballen, Liam staat op mij te wachten en ik ben geen hond. Dus. Waar gaan we heen?" Met zijn armen over elkaar geslagen staarde de jongen naar de man. Deze verroer zich niet, alsof hij probeerde om Louis met zijn blik naar het matras te transporteren.

Louis, echter, had geen geduld.

"Laat me dan maar weer gewoon gaan. Ik ga voetballen met mijn team en daar ga ik samen met Liam heen. Dus, stop nu maar of leg me uit wat er aan de hand is." De man schudde zijn hoofd, een grijns vormde zich om zijn lippen, wat Louis een klein beetje kippenvel gaf.

"Jij gaat nergens heen."
Opnieuw keek de jongen hem verbaasd en bovenal verontwaardigd aan. Hoezo, hij ging nergens heen? Waar sloeg dat op? Wie dacht die man wel niet dat 'ie was, zijn vader? Nou, echt niet.

Zonder te twijfelen stond Louis op en ging hij, met zijn armen over elkaar geslagen, voor de man staan. Deze was minstens twee koppen groter, maar dat maakte de jongen niet uit. Ook al intimideerde het hem enorm, voetballen was té belangrijk.

En toen begreep hij het.

"Oké, oké. Ik snap het. Dit is één of andere grap, zoals ik wel vaker op televisie zie. Is dit... Nee. Welk programma is het? Jammer jongens, ik heb jullie door. Liam? Zit jij hierachter?" Louis' blik schoot het busje rond, op zoek naar verborgen camera's. De man keek hem minachtend aan en begon zijn geduld te verliezen. Hij was hier niet gekomen om te babysitten en al helemaal niet op zo'n wijsneus.

"Nee. Dit is geen grap. Je gaat nu op dat matras liggen, anders zal ik consequenties moeten trekken." Hij keek Louis serieus aan, maar de jongen was vastbesloten deze flauwe grap te doorzien. Hij trapte echt niet in zo'n acteur, daarvoor had hij teveel van die shows gekeken.

Jammer genoeg voor hem was dit allesbehalve een grap en had hij zich, enkel door op de verkeerde plaats op het verkeerde moment te zijn, regelrecht in een levensechte nachtmerrie gewerkt.
****

Eh. Ja. Hihi

De Kelder ~ [l.t.]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu